Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
sauer:
- zuur smakend; zuur; wrang; vervelend; irritant; ergerlijk; saai; ellendig; afgezaagd; langdraadig; rot; langwijlig; lastig; melig; kwaad; boos; gebelgd; giftig; verbolgen; nijdig; vertoornd; ontevreden; misnoegd; hard; luid; hardop; woedend; zeer boos; bitter; geprikkeld; gepikeerd; wrevelig; ontstemd
- Sauer:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor sauer (Duits) in het Nederlands
sauer:
-
sauer (sauer schmeckend; herb)
zuur smakend; zuur; wrang-
zuur smakend bijvoeglijk naamwoord
-
zuur bijvoeglijk naamwoord
-
wrang bijvoeglijk naamwoord
-
-
sauer (ärgerlich; störend; unangenehm; irritierend; beschwerlich)
-
sauer (öde; schwerlich; lästig; schwierig; unangenehm; langweilig; mies; hinderlich; beschwerlich; schwer; problematisch; unbequem; mühsam)
saai; vervelend; ellendig; afgezaagd; langdraadig; rot; langwijlig; lastig; melig-
saai bijvoeglijk naamwoord
-
vervelend bijvoeglijk naamwoord
-
ellendig bijvoeglijk naamwoord
-
afgezaagd bijvoeglijk naamwoord
-
langdraadig bijvoeglijk naamwoord
-
rot bijvoeglijk naamwoord
-
langwijlig bijvoeglijk naamwoord
-
lastig bijvoeglijk naamwoord
-
melig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sauer (wütend; ärgerlich; zornig; verbissen; erzürnt; grimmig; geladen; ergrimmt)
-
sauer (mißvergnügt; unzufrieden; verärgert; ärgerlich; unwillig; mißmutig; gebrochen; aufgebracht; grimmig; verstimmt; säuerlich; verdrießlich; kribbelig; glücklos)
ontevreden; gebelgd; misnoegd-
ontevreden bijvoeglijk naamwoord
-
gebelgd bijvoeglijk naamwoord
-
misnoegd bijvoeglijk naamwoord
-
-
sauer (laut; hart; schnell; fest; schwierig; streng; lauthals; steif; herb; kaltblütig; lautstark; lärmend; schrill; unsanft; tosend; gefühllos; hörbar; geräuschvoll)
-
sauer (sehr böse; böse; geladen; wütend; erzürnt; ärgerlich; aufgebracht)
-
sauer (verstimmt; erregt; mißvergnügt; aufgeregt; verärgert; ärgerlich; aufgebracht; unzufrieden; erhitzt; säuerlich; unwillig; verdrießlich; kribbelig; mißmutig; agitiert)
geprikkeld; gepikeerd; wrevelig; misnoegd; ontstemd-
geprikkeld bijvoeglijk naamwoord
-
gepikeerd bijvoeglijk naamwoord
-
wrevelig bijvoeglijk naamwoord
-
misnoegd bijvoeglijk naamwoord
-
ontstemd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor sauer:
Synoniemen voor "sauer":
Wiktionary: sauer
sauer
Cross Translation:
adjective
sauer
-
bildhaft:
- sauer → zuur
-
Chemie: Ein Stoff mit einem pH-Wert kleiner als 7,0. Ein Stoff, der leicht Protonen(H+) abgibt.
- sauer → zuur
-
bezogen auf verschiedene Lebensmittel: verdorben, schlecht
- sauer → zuur
-
die Grundgeschmacksrichtung, die unreifem Obst, gestockter Milch, unter Luftabschluss vergorenem Kohl und durch Essigmutter zu Essig umgesetztem Alkohol gemeinsam ist
- sauer → zuur
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sauer | → zuur | ↔ acid — sour, sharp, or biting to the taste |
• sauer | → zuur | ↔ acid — sour-tempered |
• sauer | → boos; kwaad | ↔ mad — angry |
• sauer | → zuur | ↔ sour — having an acidic, sharp or tangy taste |
• sauer | → wrang; zuur | ↔ tart — with sharp taste, sour |
• sauer | → zuur | ↔ acide — Qualifie une saveur aigre ou piquante. |
• sauer | → guur; scherp; snerpend; snijdend; vlijmend; hatelijk; bijtend; doordringend; fel; schel; schril; zuur | ↔ aigre — Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable. |
• sauer | → zuur | ↔ aigri — Rendu aigre. |
• sauer | → bitter | ↔ amer — Qui a une saveur âpre et généralement désagréable, comme celui de la quinine ou du café. |
• sauer | → zuur | ↔ hargneux — Qui dénote la hargne, qui est d’humeur chagrine, agressive. |
• sauer | → zuur | ↔ revêche — rare|fr Qui est rude, âpre au goût. |
Sauer:
-
Sauer (Säure)
Vertaal Matrix voor Sauer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zurigheid | Sauer; Säure |