Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. loten:
  2. löten:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. loten:
  2. lot:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor löten (Duits) in het Nederlands

loten:

loten werkwoord (lote, lotest, lotet, lotete, lotetet, gelotet)

  1. loten (Tiefe peilen)
    meten; peilen; diepte bepalen; opmeten
    • meten werkwoord (meet, mat, maten, gemeten)
    • peilen werkwoord (peil, peilt, peilde, peilden, gepeild)
    • diepte bepalen werkwoord
    • opmeten werkwoord (meet op, mat op, maten op, opgemeten)
  2. loten (sondieren; visieren)
    loden; van loodglazuur voorzien
  3. loten (visieren; sondieren)

Conjugations for loten:

Präsens
  1. lote
  2. lotest
  3. lotet
  4. loten
  5. lotet
  6. loten
Imperfekt
  1. lotete
  2. lotetest
  3. lotete
  4. loteten
  5. lotetet
  6. loteten
Perfekt
  1. habe gelotet
  2. hast gelotet
  3. hat gelotet
  4. haben gelotet
  5. habt gelotet
  6. haben gelotet
1. Konjunktiv [1]
  1. lote
  2. lotest
  3. lote
  4. loten
  5. lotet
  6. loten
2. Konjunktiv
  1. lotete
  2. lotetest
  3. lotete
  4. loteten
  5. lotetet
  6. loteten
Futur 1
  1. werde loten
  2. wirst loten
  3. wird loten
  4. werden loten
  5. werdet loten
  6. werden loten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde loten
  2. würdest loten
  3. würde loten
  4. würden loten
  5. würdet loten
  6. würden loten
Diverses
  1. lot!
  2. lotet!
  3. loten Sie!
  4. gelotet
  5. lotend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor loten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diepte bepalen Tiefe peilen; loten
diepte loden loten; sondieren; visieren
loden loten; sondieren; visieren
meten Tiefe peilen; loten
opmeten Tiefe peilen; loten
peilen Tiefe peilen; loten
van loodglazuur voorzien loten; sondieren; visieren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loden bleischwer

löten:

löten werkwoord (löte, lötest, lötet, lötete, lötetet, gelötet)

  1. löten (verlöten)
    solderen; hardsolderen

Conjugations for löten:

Präsens
  1. löte
  2. lötest
  3. lötet
  4. löten
  5. lötet
  6. löten
Imperfekt
  1. lötete
  2. lötetest
  3. lötete
  4. löteten
  5. lötetet
  6. löteten
Perfekt
  1. habe gelötet
  2. hast gelötet
  3. hat gelötet
  4. haben gelötet
  5. habt gelötet
  6. haben gelötet
1. Konjunktiv [1]
  1. löte
  2. lötest
  3. löte
  4. löten
  5. lötet
  6. löten
2. Konjunktiv
  1. lötete
  2. lötetest
  3. lötete
  4. löteten
  5. lötetet
  6. löteten
Futur 1
  1. werde löten
  2. wirst löten
  3. wird löten
  4. werden löten
  5. werdet löten
  6. werden löten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde löten
  2. würdest löten
  3. würde löten
  4. würden löten
  5. würdet löten
  6. würden löten
Diverses
  1. löt!
  2. lötet!
  3. löten Sie!
  4. gelötet
  5. lötend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor löten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hardsolderen löten; verlöten
solderen löten; verlöten

Synoniemen voor "löten":


Wiktionary: löten

löten
verb
  1. Technik: Metallteile verbinden, indem man ein anderes Metall (Lot) verflüssigt und zwischen die Teile bringt

Cross Translation:
FromToVia
löten solderen solder — to join with solder
löten solderen brasersouder deux pièces à l'aide d'un matériau d’apport, à une température inférieure au point de fusion du ou des matériaux constituant les pièces à assembler.

Computer vertaling door derden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor löten (Nederlands) in het Duits

löten vorm van loten:

loten werkwoord (loot, lootte, lootten, geloot)

  1. loten (verloten)
    verlosen; auslosen
    • verlosen werkwoord (verlose, verlost, verloste, verlostet, verlost)
    • auslosen werkwoord (lose aus, losest aus, lost aus, loste aus, lostet aus, ausgelost)

Conjugations for loten:

o.t.t.
  1. loot
  2. loot
  3. loot
  4. loten
  5. loten
  6. loten
o.v.t.
  1. lootte
  2. lootte
  3. lootte
  4. lootten
  5. lootten
  6. lootten
v.t.t.
  1. heb geloot
  2. hebt geloot
  3. heeft geloot
  4. hebben geloot
  5. hebben geloot
  6. hebben geloot
v.v.t.
  1. had geloot
  2. had geloot
  3. had geloot
  4. hadden geloot
  5. hadden geloot
  6. hadden geloot
o.t.t.t.
  1. zal loten
  2. zult loten
  3. zal loten
  4. zullen loten
  5. zullen loten
  6. zullen loten
o.v.t.t.
  1. zou loten
  2. zou loten
  3. zou loten
  4. zouden loten
  5. zouden loten
  6. zouden loten
diversen
  1. loot!
  2. loot!
  3. geloot
  4. lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor loten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auslosen loten; verloten inloten; uitloten
verlosen loten; verloten

Verwante woorden van "loten":


löten vorm van lot:

lot [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de lot (lotsbestemming)
    Schicksal
  2. de lot (loterijlot)
    Los
    • Los [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Los lot; loterijlot bestemming; bouwwerk; geadresseerde; gebouw; loterijbriefje; pand; partij
Schicksal lot; lotsbestemming bestemming; geadresseerde; levenslot; lotgeval; noodlot; ongelukkig lot

Verwante woorden van "lot":


Wiktionary: lot

lot
noun
  1. toevalskans of teken daarvan
  2. noodlot, wat het toeval iemand toebedenkt
lot
noun
  1. kein Plural: die höhere Macht, welche die Zukunft der/eines Menschen beliebig beeinflusst und lenkt

Cross Translation:
FromToVia
lot Partie batch — quantity of anything produced in one operation
lot Los; Schicksal destiny — predetermined condition; fate; fixed order of things
lot Los; Schicksal; Geschick fate — that which predetermines events
lot Schicksal fate — destiny
lot Glück; Schicksal fortune — destiny
lot Lotterielos; Los lottery ticket — slip of paper drawn in a lottery
lot Bestimmung; Fügung; Schicksal destinationemploi auquel une personne ou une chose devoir affecter ou usage qu’on en peut faire.
lot Fügung; Geschick; Los; Schicksal; Verhängnis; Bestimmung destinéedestin particulier d’une personne ou d’une chose.
lot Verhängnis fatalitédestinée inévitable.
lot Fügung; Geschick; Los; Schicksal; Verhängnis; Reichtum fortunehasard, chance.

Computer vertaling door derden: