Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor stammend (Duits) in het Nederlands

stammend:

stammend bijvoeglijk naamwoord

  1. stammend (hingehorend)
    thuishorend

Vertaal Matrix voor stammend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
thuishorend hingehorend; stammend

Wiktionary: stammend

stammend
adjective
  1. komende van

stammend vorm van stammen:

stammen werkwoord (stamme, stammst, stammt, stammte, stammtet, gestammt)

  1. stammen (abstammen; hervorgehen)
    voortkomen; afstammen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten; spruiten
    • voortkomen werkwoord (kom voort, komt voort, kwam voort, kwamen voort, voortgekomen)
    • afstammen werkwoord (stam af, stamt af, stamde af, stamden af, afgestamd)
    • afkomstig zijn werkwoord (ben afkomstig, bent afkomstig, is afkomstig, was afkomstig, waren afkomstig, afkomstig geweest)
    • stammen werkwoord (stam, stamt, stamde, stamden, gestamd)
    • ontspruiten werkwoord (ontspruit, ontsproot, ontsproten, ontsproten)
    • spruiten werkwoord (spruit, sproot, sproten, gesproten)
  2. stammen (ausschießen; sprießen; sein; entkeimen)
    spruiten; uitschieten plantkunde; uitschieten

Conjugations for stammen:

Präsens
  1. stamme
  2. stammst
  3. stammt
  4. stammen
  5. stammt
  6. stammen
Imperfekt
  1. stammte
  2. stammtest
  3. stammte
  4. stammten
  5. stammtet
  6. stammten
Perfekt
  1. habe gestammt
  2. hast gestammt
  3. hat gestammt
  4. haben gestammt
  5. habt gestammt
  6. haben gestammt
1. Konjunktiv [1]
  1. stamme
  2. stammest
  3. stamme
  4. stammen
  5. stammet
  6. stammen
2. Konjunktiv
  1. stammte
  2. stammtest
  3. stammte
  4. stammten
  5. stammtet
  6. stammten
Futur 1
  1. werde stammen
  2. wirst stammen
  3. wird stammen
  4. werden stammen
  5. werdet stammen
  6. werden stammen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stammen
  2. würdest stammen
  3. würde stammen
  4. würden stammen
  5. würdet stammen
  6. würden stammen
Diverses
  1. stamm!
  2. stammt!
  3. stammen Sie!
  4. gestammt
  5. stammend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stammen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstammen Abstammen
spruiten Abstammen; Setzlinge; Sprößlinge; Stecklinge
stammen Rassen; Stämme; Volksstämme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkomstig zijn abstammen; hervorgehen; stammen
afstammen abstammen; hervorgehen; stammen
ontspruiten abstammen; hervorgehen; stammen entspringen; entstehen; hervorgehen
spruiten abstammen; ausschießen; entkeimen; hervorgehen; sein; sprießen; stammen entkeimen; sprießen
stammen abstammen; hervorgehen; stammen
uitschieten ausschießen; entkeimen; sein; sprießen; stammen ausrutschen; fallen; glitschen; rutschen
uitschieten plantkunde ausschießen; entkeimen; sein; sprießen; stammen
voortkomen abstammen; hervorgehen; stammen entspringen; entstehen; wachsen

Synoniemen voor "stammen":


Wiktionary: stammen

stammen
adjective
  1. afkomstig zijn

Cross Translation:
FromToVia
stammen afstammen; het gevolg zijn van; ontspruiten; voortkomen provenirprocéder, venir, dériver, résulter.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stammend (Nederlands) in het Duits

stammend vorm van stammen:

stammen werkwoord (stam, stamt, stamde, stamden, gestamd)

  1. stammen (afstammen; voortkomen; afkomstig zijn; ontspruiten; spruiten)
    abstammen; stammen; hervorgehen
    • abstammen werkwoord (stamme ab, stammst ab, stammt ab, stammte ab, stammtet ab, abgestammt)
    • stammen werkwoord (stamme, stammst, stammt, stammte, stammtet, gestammt)
    • hervorgehen werkwoord (gehe hervor, gehst hervor, geht hervor, ging hervor, gingt hervor, hervorgegangen)

Conjugations for stammen:

o.t.t.
  1. stam
  2. stamt
  3. stamt
  4. stammen
  5. stammen
  6. stammen
o.v.t.
  1. stamde
  2. stamde
  3. stamde
  4. stamden
  5. stamden
  6. stamden
v.t.t.
  1. heb gestamd
  2. hebt gestamd
  3. heeft gestamd
  4. hebben gestamd
  5. hebben gestamd
  6. hebben gestamd
v.v.t.
  1. had gestamd
  2. had gestamd
  3. had gestamd
  4. hadden gestamd
  5. hadden gestamd
  6. hadden gestamd
o.t.t.t.
  1. zal stammen
  2. zult stammen
  3. zal stammen
  4. zullen stammen
  5. zullen stammen
  6. zullen stammen
o.v.t.t.
  1. zou stammen
  2. zou stammen
  3. zou stammen
  4. zouden stammen
  5. zouden stammen
  6. zouden stammen
en verder
  1. ben gestamd
  2. bent gestamd
  3. is gestamd
  4. zijn gestamd
  5. zijn gestamd
  6. zijn gestamd
diversen
  1. stam!
  2. stamt!
  3. gestamd
  4. stammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stammen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stammen (volksstammen)
    die Volksstämme; die Stämme; die Rassen
  2. de stammen (boomstammen)
    die Stämme
    • Stämme [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stammen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Rassen stammen; volksstammen
Stämme boomstammen; stammen; volksstammen vaste kernen; volkeren
Volksstämme stammen; volksstammen volkeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abstammen afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen
hervorgehen afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen bewaarheid worden; blijken; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; resulteren; uitbotten; uitkomen; uitkomen bij; uitlopen; uitvloeien in; voortkomen uit
stammen afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde

Verwante woorden van "stammen":


Verwante vertalingen van stammend