Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
schlichten:
- interfereren; interveniëren; tussenkomen; ingrijpen; interrumperen; bemiddelen; tussenbeide komen; afhandelen; twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen; bijleggen; meebetalen; verzoenen; schikken; egaliseren; gelijkmaken; effenen; gladmaken; gladwrijven; kalmeren; sussen; bedaren; tot kalmte manen; vrede sluiten
-
Wiktionary:
- schlichten → bemiddelen
- schlichten → reconcilieren, verzoenen
Duits
Uitgebreide vertaling voor schlichten (Duits) in het Nederlands
schlichten:
-
schlichten (vermitteln; eingreifen; intervenieren; zusammenfallen; sich einmischen; interferieren; unterbrechen; einschreiten; zusammentreffen)
interfereren; interveniëren; tussenkomen; ingrijpen; interrumperen; bemiddelen; tussenbeide komen-
interveniëren werkwoord (interveniëer, interveniëert, interveniëerde, interveniëerden, geïnterveniëerd)
-
interrumperen werkwoord (interrumpeer, interrumpeert, interrumpeerde, interrumpeerden, geïnterrumpeerd)
-
tussenbeide komen werkwoord (kom tussenbeide, komt tussenbeide, kwam tussenbeide, kwamen tussenbeide, tussenbeide gekomen)
-
schlichten (abhandeln; abwickeln; beilegen)
-
schlichten (in die Kosten teilen)
-
schlichten (versöhnen; beruhigen; beschwichtigen; beilegen; besänftigen)
-
schlichten (flächen; egalisieren; polieren; bügeln; schleifen; glätten; schaben; schimmern; funkeln; florieren; ebnen; glitzern; glimmen; schmirgeln; ausstreichen; ausbügeln; glatthobeln)
-
schlichten (glattstreichen; schleifen; glätten; polieren; ausrüsten; schaben; scheuern; feilen; schmirgeln; aufpolieren; herausputzen; abscheuern)
-
schlichten (zur Ruhe mahnen; beruhigen; dämpfen; besänftigen; drosseln; beschwichtigen)
-
schlichten (Frieden schließen; beruhigen; beilegen; beschwichtigen; besänftigen)
vrede sluiten-
vrede sluiten werkwoord
-
Conjugations for schlichten:
Präsens
- schlichte
- schlichtest
- schlichtet
- schlichten
- schlichtet
- schlichten
Imperfekt
- schlichtete
- schlichtetest
- schlichtete
- schlichteten
- schlichtetet
- schlichteten
Perfekt
- habe geschlichtet
- hast geschlichtet
- hat geschlichtet
- haben geschlichtet
- habt geschlichtet
- haben geschlichtet
1. Konjunktiv [1]
- schlichte
- schlichtest
- schlichte
- schlichten
- schlichtet
- schlichten
2. Konjunktiv
- schlichtete
- schlichtetest
- schlichtete
- schlichteten
- schlichtetet
- schlichteten
Futur 1
- werde schlichten
- wirst schlichten
- wird schlichten
- werden schlichten
- werdet schlichten
- werden schlichten
1. Konjunktiv [2]
- würde schlichten
- würdest schlichten
- würde schlichten
- würden schlichten
- würdet schlichten
- würden schlichten
Diverses
- schlicht!
- schlichtet!
- schlichten Sie!
- geschlichtet
- schlichtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schlichten:
Synoniemen voor "schlichten":
Wiktionary: schlichten
schlichten
Cross Translation:
verb
-
trachten overeenstemming tussen twee partijen tot stand te brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schlichten | → reconcilieren; verzoenen | ↔ reconcile — to restore a friendly relationship |
Computer vertaling door derden: