Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor hüllen (Duits) in het Nederlands

hüllen:

hüllen werkwoord (hülle, hüllst, hüllt, hüllte, hülltet, gehüllt)

  1. hüllen (verhüllen; kamouflieren; verschleiern; einhüllen)
    maskeren; omhullen; bedekken; verhullen; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen
    • maskeren werkwoord (masker, maskert, maskerde, maskerden, gemaskeerd)
    • omhullen werkwoord (omhul, omhult, omhulde, omhulden, omhuld)
    • bedekken werkwoord (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
    • inhullen werkwoord (hul in, hult in, hulde in, hulden in, ingehuld)
    • hullen werkwoord (hul, hult, hulde, hulden, gehuld)
  2. hüllen (umziehen; umkleiden; verkleiden)
    omkleden; verkleden; andere kleren aantrekken

Conjugations for hüllen:

Präsens
  1. hülle
  2. hüllst
  3. hüllt
  4. hüllen
  5. hüllt
  6. hüllen
Imperfekt
  1. hüllte
  2. hülltest
  3. hüllte
  4. hüllten
  5. hülltet
  6. hüllten
Perfekt
  1. habe gehüllt
  2. hast gehüllt
  3. hat gehüllt
  4. haben gehüllt
  5. habt gehüllt
  6. haben gehüllt
1. Konjunktiv [1]
  1. hülle
  2. hüllest
  3. hülle
  4. hüllen
  5. hüllet
  6. hüllen
2. Konjunktiv
  1. hüllte
  2. hülltest
  3. hüllte
  4. hüllten
  5. hülltet
  6. hüllten
Futur 1
  1. werde hüllen
  2. wirst hüllen
  3. wird hüllen
  4. werden hüllen
  5. werdet hüllen
  6. werden hüllen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hüllen
  2. würdest hüllen
  3. würde hüllen
  4. würden hüllen
  5. würdet hüllen
  6. würden hüllen
Diverses
  1. hülle!
  2. hüllt!
  3. hüllen Sie!
  4. gehüllt
  5. hüllend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor hüllen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken Zudeckung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andere kleren aantrekken hüllen; umkleiden; umziehen; verkleiden
bedekken einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen
bemantelen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern kamouflieren; verbergen; verstecken
hullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
inhullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
maskeren einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
omhullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
omkleden hüllen; umkleiden; umziehen; verkleiden
verhullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern kamouflieren; verbergen; verstecken
verkleden hüllen; umkleiden; umziehen; verkleiden tarnen; umkleiden; verkleiden; vermummen
versluieren einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern kamouflieren; verbergen; verstecken

Synoniemen voor "hüllen":


Wiktionary: hüllen


Cross Translation:
FromToVia
hüllen inpakken wrap — enclose in fabric, paper, etc



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hüllen (Nederlands) in het Duits

hullen:

hullen werkwoord (hul, hult, hulde, hulden, gehuld)

  1. hullen (verhullen; maskeren; omhullen; )
    kamouflieren; hüllen; verhüllen; verschleiern; einhüllen
    • kamouflieren werkwoord (kamoufliere, kamouflierst, kamoufliert, kamouflierte, kamoufliertet, kamoufliert)
    • hüllen werkwoord (hülle, hüllst, hüllt, hüllte, hülltet, gehüllt)
    • verhüllen werkwoord
    • verschleiern werkwoord (verschleiere, verschleierst, verschleiert, verschleierte, verschleiertet, verschleiert)
    • einhüllen werkwoord (hülle ein, hüllst ein, hüllt ein, hüllte ein, hülltet ein, eingehüllt)

Conjugations for hullen:

o.t.t.
  1. hul
  2. hult
  3. hult
  4. hullen
  5. hullen
  6. hullen
o.v.t.
  1. hulde
  2. hulde
  3. hulde
  4. hulden
  5. hulden
  6. hulden
v.t.t.
  1. heb gehuld
  2. hebt gehuld
  3. heeft gehuld
  4. hebben gehuld
  5. hebben gehuld
  6. hebben gehuld
v.v.t.
  1. had gehuld
  2. had gehuld
  3. had gehuld
  4. hadden gehuld
  5. hadden gehuld
  6. hadden gehuld
o.t.t.t.
  1. zal hullen
  2. zult hullen
  3. zal hullen
  4. zullen hullen
  5. zullen hullen
  6. zullen hullen
o.v.t.t.
  1. zou hullen
  2. zou hullen
  3. zou hullen
  4. zouden hullen
  5. zouden hullen
  6. zouden hullen
en verder
  1. ben gehuld
  2. bent gehuld
  3. is gehuld
  4. zijn gehuld
  5. zijn gehuld
  6. zijn gehuld
diversen
  1. hul!
  2. hult!
  3. gehuld
  4. hullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hullen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einhüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren
hüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren andere kleren aantrekken; omkleden; verkleden
kamouflieren bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bemantelen; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen; wegstoppen
verhüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren zwachtelen
verschleiern bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bagatelliseren; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verbloemen; verduisteren; vergoelijken; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen