Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. redlich:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor redlich (Duits) in het Nederlands

redlich:

redlich bijvoeglijk naamwoord

  1. redlich (fair; anständig; korrekt; ehrlich)
    billijk; schappelijk; redelijk; geschikt
  2. redlich (fair; ehrlich; recht; )
    fair; eerlijk
    • fair bijvoeglijk naamwoord
    • eerlijk bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor redlich:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
billijk anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich gesetzlich; gesetzmäßig; rechtmäßig
eerlijk anständig; aufrichtig; ehrenwert; ehrlich; fair; gerecht; korrekt; recht; redlich aufrecht; aufrichtig; ehrlich; fair; fein; fidel; gerade; geradeheraus; gerecht; offen; offenherzig; pur; rechtschaffen; treugesinnt; treuherzig; wahrhaft
fair anständig; aufrichtig; ehrenwert; ehrlich; fair; gerecht; korrekt; recht; redlich
geschikt anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich adäquat; angemessen; angenehm; arbeitstauglich; befähig; entsprechend; erfreulich; erwerbsfähig; freundlich; freundschaftlich; fähig; geeignet; gefällig; gemessen; gesellig; gutartig; kameradschaftlich; kapabel; kompetent; liebenswürdig; nett; passend; schicklich; sympathisch; umgänglich
redelijk anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich angemessen; anständig; beträchtlich; erheblich; ganz; geistig; intelektuell; klug; natürlich; relativ; verhältnismäßig; ziemlich
schappelijk anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich

Synoniemen voor "redlich":


Wiktionary: redlich

redlich
adjective
  1. wat op nuchtere wijze te beredeneren is
  2. de eigenschap bezittend nuchter te redeneren