Duits

Uitgebreide vertaling voor unabhängig (Duits) in het Nederlands

unabhängig:

unabhängig bijvoeglijk naamwoord

  1. unabhängig (frei)
    onafhankelijk
  2. unabhängig (alleinstehend; selbständig)
    vrijgezel; alleenstaand; ongebonden

Vertaal Matrix voor unabhängig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vrijgezel Junggeselle; unverheiratete Person
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alleenstaand alleinstehend; selbständig; unabhängig abgeschieden; abgesondert; absonderlich; alleinstehend; apart; einzeln; einzelstehend; freistehend; gesondert; getrennt; jeder für sich; separat; vereinzelt
onafhankelijk frei; unabhängig
ongebonden alleinstehend; selbständig; unabhängig frei; ungebunden; zügellos
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vrijgezel alleinstehend; selbständig; unabhängig

Synoniemen voor "unabhängig":


Wiktionary: unabhängig


Cross Translation:
FromToVia
unabhängig onafhankelijk independent — not dependent; not contingent or depending on something else; free
unabhängig onafhankelijk independently — in an independent manner
unabhängig ongeacht irrespective — regardless
unabhängig absoluut; onvermengd; onvoorwaardelijk; volstrekt; zuiver; puur; in optima forma; perfect; volkomen; volmaakt parfait — Qui réunir toutes les qualités, sans nul mélange de défauts.
unabhängig eenvoudig; enkelvoudig; simpel; helder; louter; schoon; proper; puur; rein; zindelijk; zuiver; bloot; enkel; absoluut; onvermengd; onvoorwaardelijk; volstrekt pur — Qui est sans mélange.

Computer vertaling door derden: