Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Auto fahren

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Auto fahren

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Auto fahren:
- Wiktionary:
  Auto fahren → autorijden

Duits

Uitgebreide vertaling voor Auto fahren (Duits) in het Nederlands

Auto fahren: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Auto: auto; wagen; kar; vehikel
fahren: rijden; sturen; zenden; aan het stuur zitten; karren; kruien

Spelling Suggesties voor: Auto fahren

Auffahren; Autofahrer; Autofahrt; Ausfahren; aufgefahren; ausgefahren; ausfahren; auffahren; Anfahren; Abfahren

Wiktionary: Auto fahren

Auto fahren

verb

zich voortbewegen door een auto te besturen
- autorijden → Auto fahren

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Auto fahren

Auto
fahren

Nederlands

Suggesties voor Auto fahren in het Nederlands

Spelling Suggesties voor: Auto fahren

autoriseren

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Auto fahren

auto