Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Abstieg:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abstieg (Duits) in het Nederlands

Abstieg:

Abstieg [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Abstieg
    de daling; de afdaling; de landing
    • daling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • afdaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • landing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. der Abstieg (Verwesung; Rückgang; Verfall; )
    het bederf; de verrotting
    • bederf [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verrotting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. der Abstieg (Absteigen)
    afdalen
    • afdalen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abstieg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdalen Absteigen; Abstieg
afdaling Abstieg
bederf Abstieg; Fäule; Rückgang; Schimmel; Verderb; Verfall; Verluderung; Verschlechterung; Verwesung Abfaulen; Auflösung; Verfall; Verwesung
daling Abstieg Abnahme; Fallen; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Verminderung; Verringerung
landing Abstieg Fallen; Stürzen; während der Landung aufsetzen
verrotting Abstieg; Fäule; Rückgang; Schimmel; Verderb; Verfall; Verluderung; Verschlechterung; Verwesung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdalen absteigen; herabsacken; herabsteigen; herunterrutschen; heruntersteigen; hinabgleiten; hinabsteigen; hinuntergleiten; hinunterkommen; hinuntersteigen; niedersteigen

Synoniemen voor "Abstieg":

  • Heruntersteigen; Hinuntersteigen; Talfahrt

Wiktionary: Abstieg

Abstieg
noun
  1. Sport: der Wechsel in eine niedrigere Liga oder Klasse
  2. die Verringerung eines Niveaus, zum Beispiel des sozialen Status
  3. das Herunterklettern aus der Höhe in tiefere Bereiche

Computer vertaling door derden: