Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Anspruch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anspruch (Duits) in het Nederlands

Anspruch:

Anspruch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Anspruch (Gewohnheitsrecht; Recht; Berechtigung; Ungeschriebenes Gesetz)
    het gewoonterecht; de recht
  2. der Anspruch
    veeleisendheid
  3. der Anspruch
    de claim
    • claim [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Anspruch (Preisliste; Fortschritt; Fahrpreis; )
    de prijslijst; tarievenlijst

Vertaal Matrix voor Anspruch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
claim Anspruch Anpruch geltend machen auf; Forderung
gewoonterecht Anspruch; Berechtigung; Gewohnheitsrecht; Recht; Ungeschriebenes Gesetz Gewohnheitsrecht
prijslijst Anspruch; Antrag; Berechtigung; Einforderung; Entgeld; Erhebung; Fahrpreis; Forderung; Fortgang; Fortschritt; Gebühr; Gebühren; Gehalt; Gehälter; Hebung; Preisliste Preisliste
recht Anspruch; Berechtigung; Gewohnheitsrecht; Recht; Ungeschriebenes Gesetz Gerechtigkeit; Gerichtsbarkeit; Jurisdiktion; Recht; Rechtsprechung; Rechtstitel
tarievenlijst Anspruch; Antrag; Berechtigung; Einforderung; Entgeld; Erhebung; Fahrpreis; Forderung; Fortgang; Fortschritt; Gebühr; Gebühren; Gehalt; Gehälter; Hebung; Preisliste
veeleisendheid Anspruch
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
recht geradlinig; kerzengerade; schnurgerade

Synoniemen voor "Anspruch":


Wiktionary: Anspruch

Anspruch
noun
  1. berechtigte Forderung an etwas oder jemanden: Forderung, Erwartung
    • Ansprucheis
  2. Recht, etwas zu tun, zu erhalten, usw.
Anspruch
noun
  1. het recht om het bezit of genot van iets te vorderen
  2. opeisen

Cross Translation:
FromToVia
Anspruch aanspraak claim — demand of ownership
Anspruch recht op entitlement — the right to have something
Anspruch aanspraak entitlement — something that one is entitled to

Verwante vertalingen van Anspruch