Duits

Uitgebreide vertaling voor Bedenken (Duits) in het Nederlands

bedenken:

bedenken werkwoord (bedenke, bedenkst, bedenkt, bedacht, bedachtet, bedacht)

  1. bedenken (einfallen)
    bedenken; te binnen schieten; te binnen vallen
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • te binnen schieten werkwoord (schiet te binnen, schoot te binnen, schoten te binnen, te binnen geschoten)
    • te binnen vallen werkwoord (val te binnen, valt te binnen, viel te binnen, vielen te binnen, te binnen gevallen)
  2. bedenken (überlegen; erwägen; beschauen; )
    beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  3. bedenken (erwägen; überlegen)
    overdenken; consideren; afwegen; beraden; iets overwegen
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • consideren werkwoord
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
    • beraden werkwoord (beraad, beraadt, beraadde, beraadden, beraden)
    • iets overwegen werkwoord
  4. bedenken (erinnern; einfallen)
    onthouden; memoriseren
  5. bedenken (durchdenken; überdenken; überlegen)
    doordenken
    • doordenken werkwoord (denk door, denkt door, dacht door, dachten door, doorgedacht)

Conjugations for bedenken:

Präsens
  1. bedenke
  2. bedenkst
  3. bedenkt
  4. bedenken
  5. bedenkt
  6. bedenken
Imperfekt
  1. bedacht
  2. bedachtest
  3. bedacht
  4. bedachten
  5. bedachtet
  6. bedachten
Perfekt
  1. habe bedacht
  2. hast bedacht
  3. hat bedacht
  4. haben bedacht
  5. habt bedacht
  6. haben bedacht
1. Konjunktiv [1]
  1. bedenke
  2. bedenkest
  3. bedenke
  4. bedenken
  5. bedenket
  6. bedenken
2. Konjunktiv
  1. bedächte
  2. bedächtest
  3. bedächte
  4. bedächten
  5. bedächtet
  6. bedächten
Futur 1
  1. werde bedenken
  2. wirst bedenken
  3. wird bedenken
  4. werden bedenken
  5. werdet bedenken
  6. werden bedenken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bedenken
  2. würdest bedenken
  3. würde bedenken
  4. würden bedenken
  5. würdet bedenken
  6. würden bedenken
Diverses
  1. bedenk!
  2. bedenkt!
  3. bedenken Sie!
  4. bedacht
  5. bedenkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bedenken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen Abwägen; Bedenken
onthouden Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
overwegen Abwägen; Bedenken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen abwegen; abwägen; ausmachen; auswegen; bestimmen; ermessen; mit sorge betrachten; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen
bedenken bedenken; einfallen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; brüten; einen Plan entwerfen; erdichten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; planen; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
beraden bedenken; erwägen; überlegen
beschouwen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
consideren bedenken; erwägen; überlegen
doordenken bedenken; durchdenken; überdenken; überlegen
iets overwegen bedenken; erwägen; überlegen
memoriseren bedenken; einfallen; erinnern
onthouden bedenken; einfallen; erinnern abschlagen; absorbieren; enthalten; ermahnen; erwähnen; gedenken; jemanden an etwas erinnern; mahnen; nicht vergessen; sich enthalten
overdenken aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen abwägen; ausdenken; ausmachen; bestimmen; brüten; erfinden; ermessen; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; schätzen; sich ausdenken; sinnen; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
overwegen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen Sitzung halten; abwägen; ausmachen; beraten; beratschlagen; bestimmen; eine Versammlung abhalten; ermessen; konferieren; schätzen; sich beraten; sichberaten; tagen; taxieren; veranschlagen; überschlagen
te binnen schieten bedenken; einfallen
te binnen vallen bedenken; einfallen

Synoniemen voor "bedenken":


Wiktionary: bedenken

bedenken
verb
  1. sich gedanklich mit etwas auseinandersetzen
  2. jemandem etwas zukommen lassen, jemandem etwas schenken
bedenken
verb
  1. een deel toewijzen aan iemand
  2. gedachten laten gaan over, denken over
  3. iets schenken aan

Cross Translation:
FromToVia
bedenken spiegelen; weerspiegelen; reflecteren; terugkaatsen; weerkaatsen; bedenken; nadenken; overdenken; wikken; zinnen; zinnen op réfléchir — À trier

Bedenken:

Bedenken [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bedenken (Beschwerde; Beanstandung; Einwand; )
    het bezwaar; de bedenking
    • bezwaar [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bedenking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Bedenken [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Bedenken (Zweifel; Zögern; Zwiespalt; )
    de twijfeling; de twijfel
    • twijfeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • twijfel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. Bedenken (Überlegung; Erwägung)
    het beraad
    • beraad [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. Bedenken (Abwägen)
    het overwegen; afwegen

Vertaal Matrix voor Bedenken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen Abwägen; Bedenken
bedenking Beanstandung; Bedenken; Beschwerde; Einspruch; Einwand; Klage; Protest
beraad Bedenken; Erwägung; Überlegung
bezwaar Beanstandung; Bedenken; Beschwerde; Einspruch; Einwand; Klage; Protest Beanstandung; Beschwerde; Klage; Krankheit; Leiden; Verteidigungsschrift; Ärgernis; Übel
overwegen Abwägen; Bedenken
twijfel Bedenken; Schwanken; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zwiespalt; Zögern Mensur; Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit
twijfeling Bedenken; Schwanken; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zwiespalt; Zögern Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zögern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen abwegen; abwägen; ausmachen; aussetzen; auswegen; bedenken; beschauen; bestimmen; betrachten; ermessen; ernennen; erwägen; mit sorge betrachten; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
overwegen Sitzung halten; abwägen; ausmachen; aussetzen; bedenken; beraten; beratschlagen; beschauen; bestimmen; betrachten; eine Versammlung abhalten; ermessen; ernennen; erwägen; konferieren; reflektieren; schätzen; sich beraten; sichberaten; spekulieren; tagen; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen

Synoniemen voor "Bedenken":


Wiktionary: Bedenken

Bedenken
noun
  1. meist Plural: aufgrund von Nachdenken entstandener Vorbehalt, Zweifel

Cross Translation:
FromToVia
Bedenken twijfeling; twijfel douteincertitude sur l’existence ou la vérité d’une chose, sur la vérité ou la fausseté d’une idée.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Bedenken (Nederlands) in het Duits

bedenken:

bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)

  1. bedenken (verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden)
    ausdenken; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken; erdichten; austüfteln; ausklügeln
    • ausdenken werkwoord (denke aus, denkst aus, denkt aus, dachte aus, dachtet aus, ausgedacht)
    • erfinden werkwoord (erfinde, erfindest, erfindet, erfand, erfandet, erfunden)
    • ersinnen werkwoord
    • phantasieren werkwoord (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)
    • planen werkwoord (plane, planst, plant, plante, plantet, geplant)
    • sich ausdenken werkwoord (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)
    • erdichten werkwoord (erdichte, erdichtest, erdichtet, erdichtete, erdichtetet, erdichtet)
    • austüfteln werkwoord (tüftele aus, tüftelst aus, tüftelt aus, tüftelte aus, tüfteltet aus, ausgetüftelt)
    • ausklügeln werkwoord (klügele aus, klügelst aus, klügelt aus, klügelte aus, klügeltet aus, ausgeklügelt)
  2. bedenken (plan beramen; verzinnen; beramen; zinnen)
    sinnen; planen; einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; sich ausdenken
    • sinnen werkwoord (sinne, sinnst, sinnt, sann, sannt, gesonnen)
    • planen werkwoord (plane, planst, plant, plante, plantet, geplant)
    • nachdenken werkwoord (denke nach, denkst nach, denkt nach, dachte nach, dachten nach, nachgedacht)
    • nachsinnen über werkwoord (sinne nach über, sinnst nach über, sinnt nach über, sinnte nach über, sinntet nach über, nachgesinnt über)
    • sich ausdenken werkwoord (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)
  3. bedenken (overpeinzen; beschouwen; nadenken; )
    nachdenken; überdenken; ausdenken; überlegen; erfinden; nachdenken über; sich ausdenken; ersinnen; grübeln; phantasieren; sinnen; brüten; nachsinnenüber; nachsinnen über
    • nachdenken werkwoord (denke nach, denkst nach, denkt nach, dachte nach, dachten nach, nachgedacht)
    • überdenken werkwoord (überdenke, überdenkst, überdenkt, überdacht, überdachtet, überdacht)
    • ausdenken werkwoord (denke aus, denkst aus, denkt aus, dachte aus, dachtet aus, ausgedacht)
    • überlegen werkwoord (überlege, überlegst, überlegt, überlegte, überlegtet, überlegt)
    • erfinden werkwoord (erfinde, erfindest, erfindet, erfand, erfandet, erfunden)
    • nachdenken über werkwoord
    • sich ausdenken werkwoord (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)
    • ersinnen werkwoord
    • grübeln werkwoord (grüble, grübelst, grübelt, grübelte, grübeltet, gegrübelt)
    • phantasieren werkwoord (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)
    • sinnen werkwoord (sinne, sinnst, sinnt, sann, sannt, gesonnen)
    • brüten werkwoord (brüte, brütest, brütet, brütete, brütetet, gebrütet)
    • nachsinnenüber werkwoord
    • nachsinnen über werkwoord (sinne nach über, sinnst nach über, sinnt nach über, sinnte nach über, sinntet nach über, nachgesinnt über)
  4. bedenken (te binnen schieten; te binnen vallen)
    bedenken; einfallen
    • bedenken werkwoord (bedenke, bedenkst, bedenkt, bedacht, bedachtet, bedacht)
    • einfallen werkwoord

Conjugations for bedenken:

o.t.t.
  1. bedenk
  2. bedenkt
  3. bedenkt
  4. bedenken
  5. bedenken
  6. bedenken
o.v.t.
  1. bedacht
  2. bedacht
  3. bedacht
  4. bedachten
  5. bedachten
  6. bedachten
v.t.t.
  1. heb bedacht
  2. hebt bedacht
  3. heeft bedacht
  4. hebben bedacht
  5. hebben bedacht
  6. hebben bedacht
v.v.t.
  1. had bedacht
  2. had bedacht
  3. had bedacht
  4. hadden bedacht
  5. hadden bedacht
  6. hadden bedacht
o.t.t.t.
  1. zal bedenken
  2. zult bedenken
  3. zal bedenken
  4. zullen bedenken
  5. zullen bedenken
  6. zullen bedenken
o.v.t.t.
  1. zou bedenken
  2. zou bedenken
  3. zou bedenken
  4. zouden bedenken
  5. zouden bedenken
  6. zouden bedenken
diversen
  1. bedenk!
  2. bedenkt!
  3. bedacht
  4. bedenkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bedenken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausdenken bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden plannen
ausklügeln bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; plannen
austüfteln bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden plannen
bedenken bedenken; te binnen schieten; te binnen vallen afwegen; beraden; beschouwen; consideren; doordenken; iets overwegen; memoriseren; onthouden; overdenken; overwegen
brüten bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen broeden; broeien; mijmeren; plussen; puzzelen; puzzels oplossen; tobben; uitbroeden; warm zijn; warmhouden
einen Plan entwerfen bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen
einfallen bedenken; te binnen schieten; te binnen vallen aflossen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; invallen; invallen voor iemand; memoriseren; naar binnen vallen; onthouden; onverwachts langskomen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
erdichten bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden fingeren; simuleren; veinzen; voorjokken; voorliegen; voorwenden
erfinden bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden evolueren; fingeren; in het leven roepen; maken; ontwerpen; ontwikkelen; scheppen; simuleren; uitvinden; veinzen; voorjokken; voorliegen; voorwenden
ersinnen bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden voorjokken; voorliegen
grübeln bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen aarzelen; bouderen; diep nadenken; dubben; een pruillip trekken; er over inzitten; in gedachten verzonken zijn; mijmeren; nadenken; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; pruilen; puzzelen; puzzels oplossen; talmen; tobben; twijfelen; weifelen
nachdenken bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plan beramen; verzinnen; zinnen bezinnen; filosoferen; nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren; puzzelen; puzzels oplossen; tobben
nachdenken über bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen zinnen op
nachsinnen über bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plan beramen; verzinnen; zinnen
nachsinnenüber bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen
phantasieren bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken
planen bedenken; beramen; fantaseren; plan beramen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen plannen
sich ausdenken bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plan beramen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen plannen; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen
sinnen bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plan beramen; verzinnen; zinnen mijmeren; nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren
überdenken bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen afwegen; beschouwen; bezinnen; doordenken; overdenken; overwegen; wikken en wegen
überlegen bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen afwegen; beraden; beschouwen; consideren; doordenken; iets overwegen; nadenken; overdenken; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren
- verzinnen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
überlegen bestand; opgewassen tegen; overdekt

Synoniemen voor "bedenken":


Verwante definities voor "bedenken":

  1. in gedachten houden1
    • bedenk wel dat je vroeg op moet1
  2. toch maar niet doen1
    • ik wilde gaan schaatsen, maar ik heb me bedacht1
  3. iets in je hoofd halen1
    • kun je een woord bedenken met -ing op het eind?1

Wiktionary: bedenken

bedenken
verb
  1. gedachten laten gaan over, denken over
  2. door nadenken vinden
  3. iets schenken aan
  4. zich ~: op een besluit terugkomen, van gedachten veranderen
bedenken
verb
  1. (transitiv) etwas ausdenken, sich etwas Neues einfallen lassen
  2. jemandem etwas zukommen lassen, jemandem etwas schenken
  3. sich gedanklich mit etwas auseinandersetzen

Cross Translation:
FromToVia
bedenken prägen coin — to make up or invent, and establish
bedenken überlegen consider — think about seriously
bedenken ausdenken; erfinden invent — create something fictional
bedenken planen; ausarbeiten; entwerfen plot — transitive: to conceive
bedenken erdichten; sich einbilden; sich vorstellen imaginer — Se représenter quelque chose dans l’esprit.
bedenken reflektieren; rückstrahlen; bedenken; erwägen; sich überlegen réfléchir — À trier

Verwante vertalingen van Bedenken