Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bezug:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bezug (Duits) in het Nederlands

Bezug:

Bezug [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bezug (Profit; Gewinn; Ertrag; )
    het profijt; de baat; de winst; het gewin
    • profijt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • baat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • winst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gewin [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Bezug (Überzug)
    de overtrek
    • overtrek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bezug:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baat Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
gewin Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
overtrek Bezug; Überzug
profijt Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
winst Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Gewinn

Synoniemen voor "Bezug":


Wiktionary: Bezug

Bezug
noun
  1. een verband

Cross Translation:
FromToVia
Bezug link lien — Langage informatique

Verwante vertalingen van Bezug