Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Bleibe

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Bleibe

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bleibe:
  2. bleiben:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bleibe (Duits) in het Nederlands

Bleibe:

Bleibe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bleibe (Beherbergung; Unterbringung)
    het logies
    • logies [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Bleibe (Wohnung; Akkommodation; Unterkunft; )
    de accommodatie; de verblijfplaats; de huisvesting; het onderdak; de behuizing; het onderkomen; het kwartier; het tehuis
  3. die Bleibe (Feldlager; Quartier)
    de kamp; de legering; het kampement; het legerkamp
    • kamp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • legering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kampement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • legerkamp [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Bleibe (Unterkommen; Unterkunft; Obdach; Unterstand; Quartier)
    de huisvesting; het onderdak; het onderkomen

Vertaal Matrix voor Bleibe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accommodatie Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Wohnraumbeschaffung; Wohnung Akkommodation; Wohnraumbeschaffung
behuizing Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Wohnraumbeschaffung; Wohnung
huisvesting Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Unterstand; Wohnraumbeschaffung; Wohnung Beherbergung; Unterkunft; Wohnungsamt
kamp Bleibe; Feldlager; Quartier Auseinandersetzung; Balgerei; Duell; Fehde; Gefecht; Kamp; Kampf; Konflikt; Krach; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Ringen; Ringkampf; Schlacht; Schlägerei; Streit; Streitigkeit; Twist; Urlaubskamp; Wettkampf; Zank; Zweikampf
kampement Bleibe; Feldlager; Quartier
kwartier Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Wohnraumbeschaffung; Wohnung Beherbergung; ein viertel Stunde; fünfzehn Minuten
legering Bleibe; Feldlager; Quartier Legierung; Metallverbindung; Metallverschmelzung
legerkamp Bleibe; Feldlager; Quartier
logies Beherbergung; Bleibe; Unterbringung
onderdak Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Unterstand; Wohnraumbeschaffung; Wohnung Akkommodation; Wohnraumbeschaffung
onderkomen Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Unterstand; Wohnraumbeschaffung; Wohnung
tehuis Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Wohnraumbeschaffung; Wohnung
verblijfplaats Akkommodation; Bleibe; Logis; Obdach; Quartier; Unterkommen; Unterkunft; Wohnraumbeschaffung; Wohnung Wohnsitz

Synoniemen voor "Bleibe":


Wiktionary: Bleibe

Cross Translation:
FromToVia
• Bleibe → woonstee; onderkomen; verblijf ↔ abode — slightly dated: residence

Bleibe vorm van bleiben:

bleiben werkwoord (bleibe, bleibst, bleibt, blieb, bliebt, geblieben)

  1. bleiben (stehenbleiben; fortdauern; erhalten; )
    blijven; niet veranderen
  2. bleiben (verweilen; dauern; sich aufhalten; )
    blijven; vertoeven; verwijlen; toeven
    • blijven werkwoord (blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven)
    • vertoeven werkwoord (vertoef, vertoeft, vertoefde, vertoefden, vertoefd)
    • verwijlen werkwoord (verwijl, verwijlt, verwijlde, verwijlden, verwijld)
    • toeven werkwoord (toef, toeft, toefte, toeften, getoefd)
  3. bleiben
    blijven
    • blijven werkwoord (blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven)

Conjugations for bleiben:

Präsens
  1. bleibe
  2. bleibst
  3. bleibt
  4. bleiben
  5. bleibt
  6. bleiben
Imperfekt
  1. blieb
  2. bliebst
  3. blieb
  4. blieben
  5. bliebt
  6. blieben
Perfekt
  1. bin geblieben
  2. bist geblieben
  3. ist geblieben
  4. sind geblieben
  5. seid geblieben
  6. sind geblieben
1. Konjunktiv [1]
  1. bleibe
  2. bleibest
  3. bleibe
  4. bleiben
  5. bleibet
  6. bleiben
2. Konjunktiv
  1. bliebe
  2. bliebest
  3. bliebe
  4. blieben
  5. bliebet
  6. blieben
Futur 1
  1. werde bleiben
  2. wirst bleiben
  3. wird bleiben
  4. werden bleiben
  5. werdet bleiben
  6. werden bleiben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bleiben
  2. würdest bleiben
  3. würde bleiben
  4. würden bleiben
  5. würdet bleiben
  6. würden bleiben
Diverses
  1. bleib!
  2. bleibt!
  3. bleiben Sie!
  5. geblieben
  6. bleibend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bleiben:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven bleiben; dauern; erhalten; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen; warten; zögern
niet veranderen bleiben; erhalten; fortdauern; fortwähren; stehenbleiben; verweilen; warten; zögern
toeven bleiben; dauern; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen
vertoeven bleiben; dauern; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen
verwijlen bleiben; dauern; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen

Synoniemen voor "bleiben":


Wiktionary: bleiben

bleiben
verb
  1. niet veranderen
  2. overhouden
Cross Translation:
FromToVia
• bleiben → treuzelen ↔ linger — stay or remain in a place or situation
• bleiben → blijven; achterblijven ↔ remain — to stay behind while others withdraw
• bleiben → blijven; resteren ↔ remain — to continue unchanged
• bleiben → blijven; verblijven ↔ stay — To remain in a particular place
• bleiben → blijven; verblijven ↔ stay — To continue to have a particular quality
• bleiben → blijven; overblijven; resten; resteren; toeven; verblijven ↔ rester — continuer d’être à un endroit ou dans un état.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0943 seconde
Page rendered in 1.0 seconds