Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Blende:
  2. blenden:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. blende:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Blende (Duits) in het Nederlands

Blende:

Blende [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Blende (Banderole; Streifen)
    de strook; de banderol
    • strook [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • banderol [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Blende (Biese; Zierstreifen; Schilf; )
    de bies; de strook
    • bies [de ~] zelfstandig naamwoord
    • strook [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. die Blende (Linsendurchmesser)
    de lensopening; het diafragma
  4. die Blende
    loos venster
  5. die Blende
    loze deur
  6. die Blende
  7. die Blende (Scheuklappe)
    de oogklep
    • oogklep [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Blende:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banderol Banderole; Blende; Streifen
bies Biese; Binse; Blende; Paspel; Riedgras; Riedstengel; Schilf; Zierleiste; Zierstreifen
diafragma Blende; Linsendurchmesser
lensopening Blende; Linsendurchmesser
loos venster Blende
loze deur Blende
oogklep Blende; Scheuklappe
strook Banderole; Biese; Binse; Blende; Paspel; Riedgras; Riedstengel; Schilf; Streifen; Zierleiste; Zierstreifen Volant
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
f-stop Blende

Wiktionary: Blende


Cross Translation:
FromToVia
Blende diafragma; opening aperture — something which restricts the diameter of the light path through one plane in an optical system

Blende vorm van blenden:

blenden werkwoord (blende, blendest, blendet, blendete, blendetet, geblendet)

  1. blenden (aufräumen; ausräumen; abräumen; )
    opruimen; afdekken; afruimen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • afruimen werkwoord (ruim af, ruimt af, ruimde af, ruimden af, afgeruimd)

Conjugations for blenden:

Präsens
  1. blende
  2. blendest
  3. blendet
  4. blenden
  5. blendet
  6. blenden
Imperfekt
  1. blendete
  2. blendetest
  3. blendete
  4. blendeten
  5. blendetet
  6. blendeten
Perfekt
  1. habe geblendet
  2. hast geblendet
  3. hat geblendet
  4. haben geblendet
  5. habt geblendet
  6. haben geblendet
1. Konjunktiv [1]
  1. blende
  2. blendest
  3. blende
  4. blenden
  5. blendet
  6. blenden
2. Konjunktiv
  1. blendete
  2. blendetest
  3. blendete
  4. blendeten
  5. blendetet
  6. blendeten
Futur 1
  1. werde blenden
  2. wirst blenden
  3. wird blenden
  4. werden blenden
  5. werdet blenden
  6. werden blenden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde blenden
  2. würdest blenden
  3. würde blenden
  4. würden blenden
  5. würdet blenden
  6. würden blenden
Diverses
  1. blend!
  2. blendet!
  3. blenden Sie!
  4. geblendet
  5. blendend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor blenden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abblenden; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; begrenzen; umzäunen
afruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abräumen
opruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausmisten; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Aufräumen

Synoniemen voor "blenden":


Wiktionary: blenden


Cross Translation:
FromToVia
blenden blenden; verblinden blind — make temporarily or permanently blind
blenden blenden; verblinden dazzle — confuse the sight
blenden verblinden; blind maken aveuglerrendre aveugle.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Blende (Nederlands) in het Duits

blende:

blende [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de blende (blindering)
    der Panzer; die Panzerung
    • Panzer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Panzerung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blende:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Panzer blende; blindering bepantsering; harnas; pantser
Panzerung blende; blindering bepantsering; harnas; pantser

Verwante woorden van "blende":

  • blenden