Duits

Uitgebreide vertaling voor Folge (Duits) in het Nederlands

Folge:

Folge [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Folge (Konsequenz; Auswirkung)
    de consequentie; het gevolg; het voortvloeisel; het uitvloeisel
  2. die Folge (Ausführen)
    gevolg geven aan; het gevolg; het gehoor
  3. die Folge (Ausgabe; Fassung; Version)
    de uitgave; de editie; de aflevering
    • uitgave [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • editie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aflevering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. die Folge (Aneinanderreihung; Reihe; Serie; )
    de aaneenschakeling; de keten; de reeks; de serie; de rij
    • aaneenschakeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • keten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • reeks [de ~] zelfstandig naamwoord
    • serie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rij [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Folge (Episode; Ausgabe; Nummer)
    de episode
    • episode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. die Folge (Hofhaltung; Ergebnis; Gefolge; )
    het gevolg; de hofhouding
    • gevolg [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hofhouding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. die Folge (Sequenz; Satz; Reihe)
    de sequentie; de sequens
    • sequentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • sequens [de ~] zelfstandig naamwoord
  8. die Folge (Nachfolge; Erbfolge; Sukzession; )
    de opvolging; de successie
  9. die Folge (Zyklus; Serie; Sequenz; Reihe)
    de cyclus; de reeks; de serie
    • cyclus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • reeks [de ~] zelfstandig naamwoord
    • serie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  10. die Folge (Reihenfolge; Serie; Reihe; )
    de reeks; de aaneenschakeling; de serie

Vertaal Matrix voor Folge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aaneenschakeling Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Serie; Verkettung Aneinanderreihung; Aufeinanderfolge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Serie
aflevering Ausgabe; Fassung; Folge; Version Abgeben; Ablieferen; Ablieferung; Auslieferung; Beförderung; Einschickung; Liefern; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung
consequentie Auswirkung; Folge; Konsequenz
cyclus Folge; Reihe; Sequenz; Serie; Zyklus Kreislauf; Zyklus
editie Ausgabe; Fassung; Folge; Version Ausgabe; Edition
episode Ausgabe; Episode; Folge; Nummer
gehoor Ausführen; Folge Publikum
gevolg Ausführen; Auswirkung; Ergebnis; Folge; Gefolge; Hofgefolge; Hofhaltung; Hofstaat; Konsequenz; Troß Ausschlag; Effekt; Folgerung; Hinkriegen; Resultat; Schaffen; Wirkung
gevolg geven aan Ausführen; Folge
hofhouding Auswirkung; Ergebnis; Folge; Gefolge; Hofgefolge; Hofhaltung; Hofstaat; Konsequenz; Troß
keten Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Serie; Verkettung Aneinanderreihung; Berghütte; Fessel; Geschäftskette; Halskette; Handelskette; Handschellen; Kette; Ladenkette; Reihe; Serie
opvolging Aufeinanderfolge; Erbfolge; Folge; Nachfolge; Reihe; Reihenfolge; Sukzession
reeks Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Sequenz; Serie; Verkettung; Zyklus Aneinanderreihung; Reihe; Sequenz; Serie
rij Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Serie; Verkettung Aneinanderreihung; Kette; Kolonne; Leine; Linie; Reihe; Schlange; Serie; Stau; Stauung; Stockung; Zeile
sequens Folge; Reihe; Satz; Sequenz
sequentie Folge; Reihe; Satz; Sequenz
serie Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Sequenz; Serie; Verkettung; Zyklus Aneinanderreihung; Familie; Reihe; Serie
successie Aufeinanderfolge; Erbfolge; Folge; Nachfolge; Reihe; Reihenfolge; Sukzession
uitgave Ausgabe; Fassung; Folge; Version Auflage; Auflegung; Ausgabe; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Druck; Geldausgabe; Last; Meldung; Mitteilung; Spannung; Verlagswesen; Verlautbarung; Veröffentlichung; Zwang
uitvloeisel Auswirkung; Folge; Konsequenz
voortvloeisel Auswirkung; Folge; Konsequenz
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevolg geven aan befolgen; folgen; gehorchen; nachfolgen; nachkommen

Synoniemen voor "Folge":


Wiktionary: Folge

Folge
noun
  1. Teil einer Serie, insbesondere bei Büchern, Zeitschriften und Fernsehserien
Folge
noun
  1. elk onderdeel van een tv-serie dat op regelmatige tijden wordt uitgebracht of uitgezonden
  2. iets dat voortkomt uit iets anders

Cross Translation:
FromToVia
Folge nasleep aftermath — that which happens after, that which follows
Folge gevolg; consequentie consequence — that which follows something on which it depends; that which is produced by a cause
Folge gevolg consequence — a result of actions
Folge aflevering; episode episode — installment of a drama told in parts
Folge aflevering installment — part of a serial
Folge vervolg sequel — a narrative written after another narrative set in the same universe
Folge succes; welslagen; gevolg; uitvloeisel; voortvloeisel; afloop; resultaat; uitkomst; consequentie; eindresultaat aboutissement — Action d’aboutir.
Folge reactie; terugslag; weerslag; consequentie; gevolg conséquencesuite qu’une action ou un évènement peut avoir.

Folge vorm van folgen:

folgen werkwoord (folge, folgst, folgt, folgte, folgtet, gefolgt)

  1. folgen (verfolgen; nachjagen; nachgehen)
    achtervolgen; achternazitten; volgen; nazitten
    • achtervolgen werkwoord (achtervolg, achtervolgt, achtervolgde, achtervolgden, achtervolgd)
    • achternazitten werkwoord (zit achterna, zat achterna, zaten achterna, achternagezeten)
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • nazitten werkwoord (zit na, zat na, zaten na, nagezeten)
  2. folgen (nachfolgen; nachkommen)
    opvolgen; volgen; navolgen
    • opvolgen werkwoord (volg op, volgt op, volgde op, volgden op, opgevolgd)
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • navolgen werkwoord (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
  3. folgen (gehorchen; nachfolgen; nachkommen; befolgen)
    gehoorzamen; luisteren
    • gehoorzamen werkwoord (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
    • luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
  4. folgen (sichherausstellen; erfolgen; erscheinen; )
    blijken; uitkomen; bewaarheid worden
    • blijken werkwoord (blijk, blijkt, bleek, bleken, gebleken)
    • uitkomen werkwoord (kom uit, komt uit, kwam uit, kwamen uit, uitgekomen)
    • bewaarheid worden werkwoord
  5. folgen (gehorchen; befolgen; nachkommen; nachfolgen)
    gehoorzamen; gevolg geven aan
    • gehoorzamen werkwoord (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
    • gevolg geven aan werkwoord (geef gevolg aan, geeft gevolg aan, gaf gevolg aan, gaven gevolg aan, gevolg gegeven aan)
  6. folgen (nachfolgen)
    navolgen; komen na
    • navolgen werkwoord (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
    • komen na werkwoord (kom na, komt na, kwam na, kwamen na, gekomen na)
  7. folgen (zur Folge haben; erfolgen; führen; )
    resulteren; uitvloeien in; uitkomen bij
    • resulteren werkwoord (resulteer, resulteert, resulteerde, resulteerden, geresulteerd)
    • uitvloeien in werkwoord (vloei uit in, vloeit uit in, vloeide uit in, vloeiden uit in, uitgevloeid in)
    • uitkomen bij werkwoord

Conjugations for folgen:

Präsens
  1. folge
  2. folgst
  3. folgt
  4. folgen
  5. folgt
  6. folgen
Imperfekt
  1. folgte
  2. folgtest
  3. folgte
  4. folgten
  5. folgtet
  6. folgten
Perfekt
  1. habe gefolgt
  2. hast gefolgt
  3. hat gefolgt
  4. haben gefolgt
  5. habt gefolgt
  6. haben gefolgt
1. Konjunktiv [1]
  1. folge
  2. folgest
  3. folge
  4. folgen
  5. folget
  6. folgen
2. Konjunktiv
  1. folgte
  2. folgtest
  3. folgte
  4. folgten
  5. folgtet
  6. folgten
Futur 1
  1. werde folgen
  2. wirst folgen
  3. wird folgen
  4. werden folgen
  5. werdet folgen
  6. werden folgen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde folgen
  2. würdest folgen
  3. würde folgen
  4. würden folgen
  5. würdet folgen
  6. würden folgen
Diverses
  1. folg!
  2. folgt!
  3. folgen Sie!
  4. gefolgt
  5. folgend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor folgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achtervolgen Vervolgen
gevolg geven aan Ausführen; Folge
luisteren Anhören; Hören; Turbulenzgeschwindigkeit
volgen Vervolgen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achternazitten folgen; nachgehen; nachjagen; verfolgen
achtervolgen folgen; nachgehen; nachjagen; verfolgen
bewaarheid worden aufkommen; auswirken; eintreffen; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; vorkommen; zur Folge haben
blijken aufkommen; auswirken; eintreffen; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; vorkommen; zur Folge haben
gehoorzamen befolgen; folgen; gehorchen; nachfolgen; nachkommen
gevolg geven aan befolgen; folgen; gehorchen; nachfolgen; nachkommen
komen na folgen; nachfolgen
luisteren befolgen; folgen; gehorchen; nachfolgen; nachkommen anhören; hinhören; horchen; hören; lauschen; zuhören
navolgen folgen; nachfolgen; nachkommen imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen
nazitten folgen; nachgehen; nachjagen; verfolgen
opvolgen folgen; nachfolgen; nachkommen
resulteren auslaufen; auswirken; erfolgen; erstehen; fließen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; kulminieren; münden; sichergeben; zur Folge haben resultieren; zur Folge haben
uitkomen aufkommen; auswirken; eintreffen; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; vorkommen; zur Folge haben ans Licht kommen; auskommen; entdeckt werden; entspringen; entstehen; gefallen; gelegen kommen; geschikt sein; herauskommen; hervorgehen; konvenieren; passen; rundkommen; schmecken; taugen
uitkomen bij auslaufen; auswirken; erfolgen; erstehen; fließen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; kulminieren; münden; sichergeben; zur Folge haben
uitvloeien in auslaufen; auswirken; erfolgen; erstehen; fließen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; kulminieren; münden; sichergeben; zur Folge haben ausfließen in; münden
volgen folgen; nachfolgen; nachgehen; nachjagen; nachkommen; verfolgen beachten; begleiten; geleiten; herumführen; hinterherkommen; mitgehen; nachfolgen; nachkommen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen herauskommen; herausströmen

Synoniemen voor "folgen":


Wiktionary: folgen

folgen
  1. -
folgen
verb
  1. achterna gaan

Cross Translation:
FromToVia
folgen daarop volgen; erop volgen ensue — to occur as consequence
folgen volgen follow — to go or come after in physical space
folgen volgen follow — to live one’s life according to
folgen volgen follow — to be a logical consequence of
folgen volgen pursue — to travel down a particular way or course of action
folgen gehoorzamen obéir — Se soumettre à une demande, une règle ou une obligation d’une personne ; exécuter un ordre donné.
folgen bewandelen; bijhouden; volgen; voortvloeien; opvolgen; beschrijven; gaan langs suivre — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van Folge