Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. französisch:
  2. Französisch:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Französisch (Duits) in het Nederlands

französisch:

französisch bijvoeglijk naamwoord

  1. französisch
    Frans
    • Frans bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor französisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Frans Französisch
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Frans französisch

Synoniemen voor "französisch":

  • frz.

Wiktionary: französisch

französisch
adjective
  1. Frankreich betreffend, zu Frankreich gehörig
  2. den Franzosen zugeschriebene Eigenschaften
  3. die Sprache der Franzosen betreffend
französisch
adjective
  1. betreffende Frankrijk of het Frans

Cross Translation:
FromToVia
französisch Frans French — of or relating to France
französisch Frans French — of or relating to the French people
französisch Frans French — of or relating to the French language
französisch Frans français — Relatif à la France, ses habitants, sa culture.
französisch Frans français — Relatif à la langue française.
französisch Frans; Franse taal français — Langue parlée entre autres en France, en Suisse…

Französisch:

Französisch [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Französisch
    het Frans
    • Frans [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Französisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Frans Französisch
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Frans französisch

Wiktionary: Französisch

Französisch
noun
  1. in Frankreich beheimatete romanische Sprache
Französisch
noun
  1. een taal die gesproken wordt in Frankrijk, België, Luxemburg, Zwitserland, Senegal, Canada, Monaco, Togo en Benin

Cross Translation:
FromToVia
Französisch Frans French — Romance language spoken in France
Französisch Frans; Franse taal français — Langue parlée entre autres en France, en Suisse…