Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gemisch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gemisch (Duits) in het Nederlands

Gemisch:

Gemisch [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gemisch (Gebräu)
    het mengsel; het brouwsel
    • mengsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • brouwsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Gemisch (Mischung)
    de mengeling
  3. Gemisch (Mischung)
    mêleren
  4. Gemisch (Mischung; Durcheinander; Melange)
    de menging
    • menging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. Gemisch (Amalgamation; Mischung; Verschmelzung; Mengen; Vermischung)
    amalgamatie; de fusie; de versmelting

Vertaal Matrix voor Gemisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amalgamatie Amalgamation; Gemisch; Mengen; Mischung; Vermischung; Verschmelzung Amalgamation
brouwsel Gebräu; Gemisch
fusie Amalgamation; Gemisch; Mengen; Mischung; Vermischung; Verschmelzung Fusion; Verschmelzung; Zusammenschluß; Zusammenschmelzung
mengeling Gemisch; Mischung
menging Durcheinander; Gemisch; Melange; Mischung
mengsel Gebräu; Gemisch Melange; Mischung
mêleren Gemisch; Mischung
versmelting Amalgamation; Gemisch; Mengen; Mischung; Vermischung; Verschmelzung

Synoniemen voor "Gemisch":


Wiktionary: Gemisch

Gemisch
noun
  1. scheikunde|nld een combinatie van twee of meer verschillende chemische stoffen die door elkaar worden gemengd zonder dat daarbij de molecuul hun identiteit verliezen
  2. mengsel

Cross Translation:
FromToVia
Gemisch legering alliage — chimie|nocat=1 action de combiner plusieurs éléments.