Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Gier

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Gier

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gier:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gier:
  2. gieren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gier (Duits) in het Nederlands

Gier:

Gier [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Gier
    de gretigheid; begerige ijver; de graagte
  2. die Gier (Sucht)
    de zucht; de verzuchting
    • zucht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verzuchting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. die Gier (Geiz; Habgier)
    de gierigheid; de krenterigheid; de vrekkigheid
  4. die Gier (Fresssucht; Gefräßigkeit)
    de gulzigheid; de vraatzucht
  5. die Gier (Habgier)
    de hebzucht; de gretigheid; de hebberigheid
  6. die Gier (Begierde; Verlangen; Begehren)
    hevig verlangen; de begeerte
  7. die Gier (Gefräßigkeit)
    de gulzigheid; vraatzuchtigheid; de begerigheid; schrokachtigheid; de gretigheid

Vertaal Matrix voor Gier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begeerte Begehren; Begierde; Gier; Verlangen Begehr; Begehren; Lust; Verlangen; ein großes Verlangen
begerige ijver Gier
begerigheid Gefräßigkeit; Gier
gierigheid Geiz; Gier; Habgier
graagte Gier
gretigheid Gefräßigkeit; Gier; Habgier
gulzigheid Fresssucht; Gefräßigkeit; Gier
hebberigheid Gier; Habgier
hebzucht Gier; Habgier
hevig verlangen Begehren; Begierde; Gier; Verlangen
krenterigheid Geiz; Gier; Habgier
schrokachtigheid Gefräßigkeit; Gier
verzuchting Gier; Sucht
vraatzucht Fresssucht; Gefräßigkeit; Gier
vraatzuchtigheid Gefräßigkeit; Gier
vrekkigheid Geiz; Gier; Habgier
zucht Gier; Sucht Atemzug; Begehren; Begierde; Verlangen

Synoniemen voor "Gier":


Wiktionary: Gier

Cross Translation:
FromToVia
• Gier → hebzucht; hebberigheid; inhaligheid ↔ avarice — excessive or inordinate desire of gain
• Gier → hebzucht; gulzigheid ↔ greed — selfish desire for more than is needed



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Gier (Nederlands) in het Duits

Gier vorm van gier:

gier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gier (vloeibare mest)
    der flüssiger Dünger; die Jauche

gier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gier
    der Aasgeier; der Geier
    • Aasgeier [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geier [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aasgeier gier aaseter
Geier gier
Jauche gier; vloeibare mest mest
flüssiger Dünger gier; vloeibare mest

Verwante woorden van "gier":


Wiktionary: gier

gier
noun
  1. Ornithologie: ein Raubvogel aus der Unterfamilie der Altweltgeier (Aegypiinae) und/oder der Familie Neuweltgeier (Cathartidae)
Cross Translation:
FromToVia
• gier → Geier; Geierin; Geiermännchen; Geierweibchen ↔ vulture — bird
• gier → Jauche ↔ purin — partie liquide du fumier.
• gier → Geier ↔ vautour — zoologie|fr gros oiseau de proie, à tête et à col nus.

gieren:

gieren werkwoord (gier, giert, gierde, gierden, gegierd)

  1. gieren (het land gieren)
    güllen; jaugen; das Land jaugen
  2. gieren (hard lachen)
    krümmen vor lachen; laut loslachen; düngen; sich kranklachen; sich schieflachen

Conjugations for gieren:

o.t.t.
  1. gier
  2. giert
  3. giert
  4. gieren
  5. gieren
  6. gieren
o.v.t.
  1. gierde
  2. gierde
  3. gierde
  4. gierden
  5. gierden
  6. gierden
v.t.t.
  1. heb gegierd
  2. hebt gegierd
  3. heeft gegierd
  4. hebben gegierd
  5. hebben gegierd
  6. hebben gegierd
v.v.t.
  1. had gegierd
  2. had gegierd
  3. had gegierd
  4. hadden gegierd
  5. hadden gegierd
  6. hadden gegierd
o.t.t.t.
  1. zal gieren
  2. zult gieren
  3. zal gieren
  4. zullen gieren
  5. zullen gieren
  6. zullen gieren
o.v.t.t.
  1. zou gieren
  2. zou gieren
  3. zou gieren
  4. zouden gieren
  5. zouden gieren
  6. zouden gieren
diversen
  1. gier!
  2. giert!
  5. gegierd
  6. gierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
das Land jaugen gieren; het land gieren
düngen gieren; hard lachen bemesten
güllen gieren; het land gieren
jaugen gieren; het land gieren
krümmen vor lachen gieren; hard lachen
laut loslachen gieren; hard lachen
sich kranklachen gieren; hard lachen bescheuren; uitgieren; zich bescheuren
sich schieflachen gieren; hard lachen

Verwante woorden van "gieren":


Wiktionary: gieren

gieren
verb
  1. äußern, rufen (eines Pferdes)
Cross Translation:
FromToVia
• gieren → bessern; ausbessern; verbessern; veredeln; besser machen; düngen ↔ amender — corriger, améliorer, rendre meilleur.
• gieren → schreien; blöken; brüllen; quaken; wiehern; iahen; gackern ↔ crier — jeter un ou plusieurs cris.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0737 seconde
Page rendered in 1.0 seconds