Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gott:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gott (Duits) in het Nederlands

Gott:

Gott [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gott (Götzenbild)
    het afgodsbeeld; de god
    • afgodsbeeld [het ~] zelfstandig naamwoord
    • god [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Gott (Herrgott; Heiliger Vater; Allmächtiger)
    de God; de Almachtige; het opperwezen; de Schepper; de heer
    • God [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • Almachtige [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opperwezen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • Schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • heer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Gott (Allmächtiger; Herrgott; Gottheit)
    de God
    • God [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Gott (Schöpfer; Autor; Entwerfer; )
    creator; de maker; de schepper
    • creator [znw.] zelfstandig naamwoord
    • maker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gott:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Almachtige Allmächtiger; Gott; Heiliger Vater; Herrgott
God Allmächtiger; Gott; Gottheit; Heiliger Vater; Herrgott Jahve; Jehova; Schöpfer
Schepper Allmächtiger; Gott; Heiliger Vater; Herrgott
afgodsbeeld Gott; Götzenbild Abgott; Schwarm
creator Autor; Entwerfer; Erbauer; Gestalter; Gott; Komponist; Schöpfer Autorin; Dichterin; Schriftstellerin; Schöpferin
god Gott; Götzenbild Allmächtiger; Gottheit; Göttlichkeit; Herr
heer Allmächtiger; Gott; Heiliger Vater; Herrgott Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König
maker Autor; Entwerfer; Erbauer; Gestalter; Gott; Komponist; Schöpfer Autor; Entwerfer; Erbauer; Erfinder; Erzeuger; Gestalter; Hersteller; Schöpfer; Urheber
opperwezen Allmächtiger; Gott; Heiliger Vater; Herrgott
schepper Autor; Entwerfer; Erbauer; Gestalter; Gott; Komponist; Schöpfer Autor; Entwerfer; Erbauer; Erzeuger; Gestalter; Hersteller; Schöpfer; Urheber; Wasserkanne

Synoniemen voor "Gott":

  • Allmächtiger; Allvater; Der Ewige; Herrgott; Schöpfer; Urschöpfer; Weltenlenker; übernatürliches Wesen
  • Gottheit; olympische Gottheit
  • Abraxas [gnostisch]; Adonai [jüdisch]; Allah [islamisch]; Demiurg [gnostisch]; Elohim [jüdisch]; Herr; Jehova [jüdisch]

Wiktionary: Gott

Gott
noun
  1. -
Gott
proper noun
  1. een bovennatuurlijk en volmaakt wezen, dat beschikt over superieure krachten en dat onsterfelijk is
noun
  1. hypothetisch bovennatuurlijk wezen dat verantwoordelijk wordt geacht voor (bepaalde aspecten van) de werkelijkheid

Cross Translation:
FromToVia
Gott God God — single deity of monotheism
Gott God God — single male deity of duotheism
Gott God God — impersonal, universal, spiritual presence
Gott god; God God — omnipotent being
Gott Godin Goddess — single goddess of monotheism
Gott Heer Lord — God
Gott godheid deity — a powerful entity that possesses numerous miraculous powers
Gott god; godheid god — deity
Gott godheid dieu — (religion) être surnaturel objet de déférence d'une religion.

Verwante vertalingen van Gott