Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gotteshaus:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gotteshaus (Duits) in het Nederlands

Gotteshaus:

Gotteshaus [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gotteshaus (Kirchengebäude; Kirche; Kathedrale; Heiligtum)
    de kerk; het godshuis; het kerkgebouw; het bedehuis
    • kerk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • godshuis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kerkgebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bedehuis [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gotteshaus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedehuis Gotteshaus; Heiligtum; Kathedrale; Kirche; Kirchengebäude Bethaus; Gebetshaus
godshuis Gotteshaus; Heiligtum; Kathedrale; Kirche; Kirchengebäude
kerk Gotteshaus; Heiligtum; Kathedrale; Kirche; Kirchengebäude Gemeinde; Kirche; Pfarrgemeinde
kerkgebouw Gotteshaus; Heiligtum; Kathedrale; Kirche; Kirchengebäude

Synoniemen voor "Gotteshaus":