Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Hauptsitz:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hauptsitz (Duits) in het Nederlands

Hauptsitz:

Hauptsitz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hauptsitz (Hauptstelle; Hauptamt)
    de hoofdvestiging; het hoofdkwartier; de hoofdzetel; het hoofdkantoor
  2. der Hauptsitz (Hauptgeschäftsstelle; Zentrale; Hauptstelle; )
    het hoofdbureau; de centrale

Vertaal Matrix voor Hauptsitz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
centrale Hauptamt; Hauptgeschäft; Hauptgeschäftsstelle; Hauptsitz; Hauptstelle; Zentrale; Zentralstelle Kernkraftwerk; Kernzentrale; Kraftwerk; Meldekammer; Schaltbrett; Schalttafel; Zentrale; Zentralstelle
hoofdbureau Hauptamt; Hauptgeschäft; Hauptgeschäftsstelle; Hauptsitz; Hauptstelle; Zentrale; Zentralstelle
hoofdkantoor Hauptamt; Hauptsitz; Hauptstelle
hoofdkwartier Hauptamt; Hauptsitz; Hauptstelle
hoofdvestiging Hauptamt; Hauptsitz; Hauptstelle
hoofdzetel Hauptamt; Hauptsitz; Hauptstelle

Synoniemen voor "Hauptsitz":


Wiktionary: Hauptsitz


Cross Translation:
FromToVia
Hauptsitz hoofdkantoor head office — main admin centre

Computer vertaling door derden: