Duits
Uitgebreide vertaling voor Haushund (Duits) in het Nederlands
Haushund: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- Hau: klap; harde slag
- Hund: hond; hondje
- Haus: huis; perceel; bouwwerk; gebouw; pand; honk; gebied; terrein; kavel; bouwterrein; blok; vastgoed; onroerende zaken; onroerende goederen; speelgoedblok; complex