Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ihr:
  2. Ihr:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ihr (Duits) in het Nederlands

ihr:

ihr

  1. ihr
  2. ihr
    hun
    • hun bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ihr:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
jullie ihr
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hun ihr ihnen; sie

Wiktionary: ihr

ihr
pronoun
  1. clitische vorm van haar, bezit aanduidend door een 3e persoon vrouwelijk enkelvoud
  2. clitische vorm van haar, datief van zij, derde persoon enkelvoud
  3. bezit aanduidend door een 3e persoon vrouwelijk enkelvoud
  4. datief
  5. nv.nom

Cross Translation:
FromToVia
ihr haar her — belonging to
ihr haar her — she
ihr het hare; de hare hers — that which belongs to her
ihr haar; zijn its — belonging to it
ihr → [[ervan ... ervan]]; de zijne its — that which belongs to it
ihr hun their — belonging to them
ihr jullie; gijlieden; u; gij; gijlie; gijle; gulder you — subject pronoun: the group being addressed
ihr de you — the individual or group spoken/written to

Ihr:

Ihr

  1. Ihr (Euer)
  2. Ihr (Sie)
    U; gij; ge

Vertaal Matrix voor Ihr:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
U U; Universal (BBFC)
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
U Ihr; Sie
Uwe Euer; Ihr
ge Ihr; Sie
gij Ihr; Sie
uw Euer; Ihr
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uw Euer

Wiktionary: Ihr

Ihr
Cross Translation:
FromToVia
Ihr jullie ↔ y'all — plural of you
Ihr je; jouw; uw your — belonging to you (singular; one owner)
Ihr jullie; uw; ulle your — belonging to you (plural; more owners)