Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Immunität (Duits) in het Nederlands

Immunität:

Immunität [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Immunität (Unverletzlichkeit; Unverbrüchlichkeit)
    de onschendbaarheid; de onkwetsbaarheid; de immuniteit
  2. die Immunität (Unempfindlichkeit)
    de immuniteit; onvatbaarheid; onvatbaarheid voor ziekte

Vertaal Matrix voor Immunität:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immuniteit Immunität; Unempfindlichkeit; Unverbrüchlichkeit; Unverletzlichkeit
onkwetsbaarheid Immunität; Unverbrüchlichkeit; Unverletzlichkeit
onschendbaarheid Immunität; Unverbrüchlichkeit; Unverletzlichkeit
onvatbaarheid Immunität; Unempfindlichkeit
onvatbaarheid voor ziekte Immunität; Unempfindlichkeit

Synoniemen voor "Immunität":


Wiktionary: Immunität

Immunität
noun
  1. onvatbaarheid voor een ziekte

Cross Translation:
FromToVia
Immunität immuniteit immunity — the quality of being resistant to infection
Immunität immuniteit; vrijstelling immunity — exemption from specified duties
Immunität onschendbaarheid; immuniteit immunity — exemption from legal prosecution
Immunität immuniteit; onvatbaarheid immunité — Exemption d’impôts, de devoirs, de charges, etc.