Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Läufer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Läufer (Duits) in het Nederlands

Läufer:

Läufer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Läufer (Jogger; Schnelläufer; Sprinter)
    de jogger; de loper; de renner; de hardloper; de sprinter
    • jogger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • loper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • renner [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hardloper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • sprinter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Läufer (Matte; Vorleger)
    het beddekleedje

Vertaal Matrix voor Läufer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beddekleedje Läufer; Matte; Vorleger
hardloper Jogger; Läufer; Schnelläufer; Sprinter
jogger Jogger; Läufer; Schnelläufer; Sprinter
loper Jogger; Läufer; Schnelläufer; Sprinter
renner Jogger; Läufer; Schnelläufer; Sprinter Radrennfahrer
sprinter Jogger; Läufer; Schnelläufer; Sprinter Schnelläufer; Sprinter

Synoniemen voor "Läufer":

  • oberer Mühlstein
  • Abspannung; Anker
  • Läuferstein im Mauerwerk
  • Teppichvorleger

Wiktionary: Läufer

Läufer
noun
  1. Person, die an einem Wettlauf teilnimmt, die sich laufend vorwärtsbewegt
  2. Schachfigur, die man nur diagonal bewegen darf
Läufer
noun
  1. een mannelijke beoefenaar van de hardloopsport
  2. raadsheer

Cross Translation:
FromToVia
Läufer loper bishop — chess piece
Läufer renner runner — somebody who runs, who moves at a fast pace
Läufer loper fou — Pièce du jeu d’échecs.