Duits

Uitgebreide vertaling voor Leiste (Duits) in het Nederlands

Leiste:

Leiste [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Leiste (Rahmen; Rand; Beschlag; Borte)
    het kader; de rand; de omlijsting
    • kader [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omlijsting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    het raam
    – lijst van hout 1
    • raam [het ~] zelfstandig naamwoord
      • zij spande het kleed op een raam1
    de lijst
    – rand 1
    • lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
      • om dit schilderij zit een mooie lijst1
  2. die Leiste
    de lies
    • lies [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Leiste (Rahmen; Kante; Umrandung; )
    het kader; de rand; omranding
    • kader [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omranding [znw.] zelfstandig naamwoord
    de lijst
    – rand 1
    • lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
      • om dit schilderij zit een mooie lijst1
  4. die Leiste (Tabelle; Liste; Tafel; )
    de tabel
    • tabel [de ~] zelfstandig naamwoord
    de lijst
    – opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort 1
    • lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb hier een lijst met dertig namen1
    de tafel
    – lijst van uitkomsten van regelmatige vermenigvuldiging 1
    • tafel [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de tafel van drie begint met: een maal drie is drie, twee maal drie is ....1
  5. die Leiste (Borte; Kante; Tresse; )
    de tres; de galon; de omzoming
    • tres [de ~] zelfstandig naamwoord
    • galon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omzoming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. die Leiste (Borte; Verbrämung; Auflage; )
    de omzoming; oplegsel; het passement; de galon; het boordsel
    • omzoming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • oplegsel [znw.] zelfstandig naamwoord
    • passement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • galon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • boordsel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Leiste:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boordsel Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
galon Auflage; Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
kader Aufstellung; Beschlag; Borte; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Rand; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis Kader; führendes Personal
lies Leiste
lijst Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Beschlag; Borte; Einstellung; Gipfel; Grenze; Kante; Lage; Leiste; Liste; Rahmen; Rand; Rangordnung; Register; Stelle; Tabelle; Tafel; Umrandung; Verzeichnis Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Liste; Mitgliederliste; Rahmen umd eine Malerei; SharePoint-Liste; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis; flache Liste
omlijsting Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand
omranding Aufstellung; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis
omzoming Auflage; Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
oplegsel Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
passement Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Fransenborte; Posament; Spitze; Spitzenarbeit
raam Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand Fenster; Fensterglas; Fensterscheibe; Glas; Glasscheibe; Scheibe
rand Aufstellung; Beschlag; Borte; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Rand; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis Borte; Gesims; Kante; Krempe; Rahmen; Rand; Saum; Seite
tabel Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Tabelle
tafel Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Eßtisch; Tafel; Tisch
tres Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse

Synoniemen voor "Leiste":


Wiktionary: Leiste

Leiste
noun
  1. anatomie|nld gedeelte van de buikstreek die met de liesplooi de grens vormt tussen onderlichaam en dij
  2. een vooruitspringende rand aan een gebouw

Cross Translation:
FromToVia
Leiste lies groin — long narrow depression of the human body that separates the trunk from the legs

leisten:

leisten werkwoord (leiste, leistst, leistt, leistte, leisttet, geleistet)

  1. leisten (eine Leistung lieferen; erfüllen; verrichten; )
    presteren; een prestatie leveren
  2. leisten (tun; verrichten; betreiben; )
    doen; uitvoeren; verrichten; handelen; uitrichten
    • doen werkwoord (doe, doet, deed, deden, gedaan)
    • uitvoeren werkwoord (voer uit, voert uit, voerde uit, voerden uit, uitgevoerd)
    • verrichten werkwoord (verricht, verrichtte, verrichtten, verricht)
    • handelen werkwoord (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • uitrichten werkwoord (richt uit, richtte uit, richtten uit, uitgericht)
  3. leisten (funktionieren; handeln; machen; )
    functioneren
    • functioneren werkwoord (functioneer, functioneert, functioneerde, functioneerden, gefunctioneerd)

Conjugations for leisten:

Präsens
  1. leiste
  2. leistst
  3. leistt
  4. leisten
  5. leistt
  6. leisten
Imperfekt
  1. leistte
  2. leisttest
  3. leistte
  4. leistten
  5. leisttet
  6. leistten
Perfekt
  1. habe geleistet
  2. hast geleistet
  3. hat geleistet
  4. haben geleistet
  5. habt geleistet
  6. haben geleistet
1. Konjunktiv [1]
  1. leiste
  2. leistest
  3. leiste
  4. leisten
  5. leistet
  6. leisten
2. Konjunktiv
  1. leistte
  2. leisttest
  3. leistte
  4. leistten
  5. leisttet
  6. leistten
Futur 1
  1. werde leisten
  2. wirst leisten
  3. wird leisten
  4. werden leisten
  5. werdet leisten
  6. werden leisten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde leisten
  2. würdest leisten
  3. würde leisten
  4. würden leisten
  5. würdet leisten
  6. würden leisten
Diverses
  1. leist!
  2. leistt!
  3. leisten Sie!
  4. geleistet
  5. leistend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor leisten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
functioneren Arbeiten; Funktionieren; Tätigkeit
handelen Agieren; Handeln
uitvoeren Durchführung; Exekution; Hinrichtung; Strafvollstreckung; Vollstreckung; Vollziehung; Vollzug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doen ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
een prestatie leveren eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten
functioneren erfüllen; funktionieren; gehen; handeln; leisten; machen; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten
handelen ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen Handel treiben; agieren; arbeiten; funktionieren; handeln; tun; vorgehen
presteren eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten
uitrichten ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
uitvoeren ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen ausführen; exportieren
verrichten ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen

Synoniemen voor "leisten":