Loch: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Loch:
- bres; opening; gat; waterlek; gaatje; lek; buurtschap; gehucht; lekken; deuropening; box; opbergruimte
Wiktionary:
- Loch → krot, gat, kuil
- Loch → holletje, gat, gaatje, opening, holte, kuil, put, elektronengat

Duits

Uitgebreide vertaling voor Loch (Duits) in het Nederlands

Loch (Bresche; Öffnung; Einschläge; Aufmachung; Einschlag)
de bres; de opening; het gat
- bres [de ~] zelfstandig naamwoord
- opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gat [het ~] zelfstandig naamwoord
Loch (Leck; undichte Stelle)
het gat; waterlek; het gaatje; de lek
- gat [het ~] zelfstandig naamwoord
- waterlek [znw.] zelfstandig naamwoord
- gaatje [het ~] zelfstandig naamwoord
- lek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
Loch (Nest; Dorf; Ort; Platz)
de buurtschap; het gehucht; het gat
- buurtschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gehucht [het ~] zelfstandig naamwoord
- gat [het ~] zelfstandig naamwoord
Loch (Leck; Undichtigkeit; Punktion; Öffnung; undichte Stelle)
de lek; het lekken
- lek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lekken [het ~] zelfstandig naamwoord
Loch (Türöffnung; Öffnung; Höhle; Grube; Höhlung)
de opening; de deuropening
- opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- deuropening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
Loch (Verschlag; Box; Gehäuse; Schachtel; Karton; Dose; Klo; Schuppen; Gefäß; Kittchen; Büchse; Kasten; Abteil; Kapsel; Flugschreiber)
de box; de opbergruimte
- box [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- opbergruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
box	Abteil; Box; Büchse; Dose; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Kapsel; Karton; Kasten; Kittchen; Klo; Loch; Schachtel; Schuppen; Verschlag	Babybox
bres	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung
buurtschap	Dorf; Loch; Nest; Ort; Platz	Dorf; Flecken; Ort; Weiler
deuropening	Grube; Höhle; Höhlung; Loch; Türöffnung; Öffnung
gaatje	Leck; Loch; undichte Stelle
gat	Aufmachung; Bresche; Dorf; Einschlag; Einschläge; Leck; Loch; Nest; Ort; Platz; undichte Stelle; Öffnung	Anus; Arsch; Einschnitt; Hintern; Kerbe; Riß; Schließmuskel; Spalte
gehucht	Dorf; Loch; Nest; Ort; Platz
lek	Leck; Loch; Punktion; Undichtigkeit; undichte Stelle; Öffnung	Leck; Leckage; undichte Stelle
lekken	Leck; Loch; Punktion; Undichtigkeit; undichte Stelle; Öffnung
opbergruimte	Abteil; Box; Büchse; Dose; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Kapsel; Karton; Kasten; Kittchen; Klo; Loch; Schachtel; Schuppen; Verschlag
opening	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Grube; Höhle; Höhlung; Loch; Türöffnung; Öffnung	Anfang; Anfangen; Aussparung; Beginn; Einleitung; Einschnitt; Eröffnung; Falz; Furche; Kerbe; Kluft; Rille; Rinne; Riß; Schlitz; Spalte; Start; Zwischenraum
waterlek	Leck; Loch; undichte Stelle
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lekken		auslecken; lecken; leerlaufen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lek		leck; nicht zu

Loch

noun

abwertend: kleiner, dunkel Wohnraum oder Wohnung
- Loch → krot
im Boden, in Bäumen oder Ähnlichem befindlicher Hohlraum oder Senke
- Loch → gat
Stelle in einer homogenen Masse, an der Substanz fehlt
- Loch → gat

Loch

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Loch	→ holletje; gat; gaatje; opening	↔ hole — hollow in some surface
• Loch	→ holte; opening; gat	↔ hole — opening in a solid
• Loch	→ kuil; put	↔ pit — hole in the ground
• Loch	→ gat	↔ trou — Ouverture au travers d’un corps
• Loch	→ elektronengat	↔ trou d’électron — physique\|fr absence d’un électron dans la bande de valence d’un solide, se comportant comme une quasi-particule porteur de charge. On dit très souvent simplement trou.