Duits

Uitgebreide vertaling voor Münze (Duits) in het Nederlands

Münze:

Münze [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Münze (Geldstück; Pfennig; Geldsorte)
    de munt; de muntstuk; de penning; de geldstuk
    • munt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muntstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • penning [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geldstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. die Münze (Geldstück; Geld; Gulden; Marke)
    de munt; de muntstuk
    • munt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muntstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. die Münze (Münzsorte)
    de muntspecie
  4. die Münze (Erkennungsmarke; Pfennig; Marke; Gulden)
    de munt; plaatje als herkenningsteken; de penning
  5. die Münze (Geldspecie; Geldsorte)
    geldspecie; de geldsoort

Vertaal Matrix voor Münze:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geldsoort Geldsorte; Geldspecie; Münze Geldsorte; Geldsorten; Geldwährung; Münzsorte; Valuta; Währung; Währungseinheit
geldspecie Geldsorte; Geldspecie; Münze
geldstuk Geldsorte; Geldstück; Münze; Pfennig
munt Erkennungsmarke; Geld; Geldsorte; Geldstück; Gulden; Marke; Münze; Pfennig
muntspecie Münze; Münzsorte
muntstuk Geld; Geldsorte; Geldstück; Gulden; Marke; Münze; Pfennig
penning Erkennungsmarke; Geldsorte; Geldstück; Gulden; Marke; Münze; Pfennig Cent; Erinnerungsmünze; Gedenkmünze; Pfennig
plaatje als herkenningsteken Erkennungsmarke; Gulden; Marke; Münze; Pfennig

Synoniemen voor "Münze":


Wiktionary: Münze

Münze
noun
  1. geldstuk

Cross Translation:
FromToVia
Münze munt; geldstuk; muntstuk coin — (currency) A piece of currency
Münze munt mint — money-producing building or institution

Mûnze:

Mûnze [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Mûnze (Cente; Kohle; Knete; )
    de duiten; de geldstukken; de centen
    • duiten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • geldstukken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • centen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Mûnze:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
centen Cente; Geld; Gelder; Knete; Kohle; Mûnze; kleines Geld
duiten Cente; Geld; Gelder; Knete; Kohle; Mûnze; kleines Geld
geldstukken Cente; Geld; Gelder; Knete; Kohle; Mûnze; kleines Geld

münzen:

münzen werkwoord (münze, münzst, münzt, münzte, münztet, gemünzt)

  1. münzen (Münzen schlagen; prägen)
    munten
    • munten werkwoord (munt, muntte, muntten, gemunt)
  2. münzen
    aanmunten
    • aanmunten werkwoord (munt aan, muntte aan, muntten aan, aangemunt)

Conjugations for münzen:

Präsens
  1. münze
  2. münzst
  3. münzt
  4. münzen
  5. münzt
  6. münzen
Imperfekt
  1. münzte
  2. münztest
  3. münzte
  4. münzten
  5. münztet
  6. münzten
Perfekt
  1. habe gemünzt
  2. hast gemünzt
  3. hat gemünzt
  4. haben gemünzt
  5. habt gemünzt
  6. haben gemünzt
1. Konjunktiv [1]
  1. münze
  2. münzest
  3. münze
  4. münzen
  5. münzet
  6. münzen
2. Konjunktiv
  1. münzte
  2. münztest
  3. münzte
  4. münzten
  5. münztet
  6. münzten
Futur 1
  1. werde münzen
  2. wirst münzen
  3. wird münzen
  4. werden münzen
  5. werdet münzen
  6. werden münzen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde münzen
  2. würdest münzen
  3. würde münzen
  4. würden münzen
  5. würdet münzen
  6. würden münzen
Diverses
  1. münz!
  2. münzt!
  3. münzen Sie!
  4. gemünzt
  5. münzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor münzen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmunten münzen
munten Münzen schlagen; münzen; prägen

Synoniemen voor "münzen":


Wiktionary: münzen


Cross Translation:
FromToVia
münzen afranselen; afrossen; doorroeren; dorsen; houwen; klappen; kloppen; meppen; omroeren; roeren; slaan battrefrapper de coups répétés.

Verwante vertalingen van Münze