Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Mannschaft

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Mannschaft

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Mannschaft:
- elftal; elf; equipe; bemanning
Wiktionary:
- Mannschaft → elftal, ploeg, bemanning
- Mannschaft → bende, ploeg

Duits

Uitgebreide vertaling voor Mannschaft (Duits) in het Nederlands

Mannschaft:

Mannschaft [die ~] zelfstandig naamwoord

die Mannschaft (Fußballmannschaft; Elf)
het elftal; de elf
- elftal [het ~] zelfstandig naamwoord
- elf [de ~] zelfstandig naamwoord
die Mannschaft
de equipe
- equipe [de ~] zelfstandig naamwoord
die Mannschaft (Bemannung; Truppe)
de bemanning
- bemanning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Mannschaft:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bemanning	Bemannung; Mannschaft; Truppe
elf	Elf; Fußballmannschaft; Mannschaft	Elfchen
elftal	Elf; Fußballmannschaft; Mannschaft	Fußballmannschaft
equipe	Mannschaft
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
elf		elf

Synoniemen voor "Mannschaft":

Besatzung; Crew; Einsatzgruppe; Gruppe; Kollektiv; Team
Team

Wiktionary: Mannschaft

Mannschaft

noun

Sport: Gruppe von Sportlern im gemeinsamen Wettstreit mit einer anderen Gruppe
- Mannschaft → elftal; ploeg

Mannschaft

noun

de personen die het benodigde werk aan boord van een schip of vliegtuig verrichten
- bemanning → Mannschaft; Besatzung
een sportploeg die uit elf spelers bestaat
- elftal → Elf; Mannschaft
groep personen
- ploeg → Gruppe; Mannschaft; Team

Cross Translation:

From	To	Via
• Mannschaft	→ bende	↔ band — group of people loosely united for a common purpose
• Mannschaft	→ ploeg	↔ team — group of people