Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Marihuana

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Marihuana

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Marihuana:
- wiet; wied; marihuana; stuff; weed; hennep
- ganja
Wiktionary:
- Marihuana → marihuana
- Marihuana → marihuana, wiet

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

marihuana:
- Marihuana; Gras
Wiktionary:
- marihuana → Marihuana
- marihuana → Marihuana

Duits

Uitgebreide vertaling voor Marihuana (Duits) in het Nederlands

Marihuana:

Marihuana [das ~] zelfstandig naamwoord

Marihuana (Gras)
de wiet; wied; de marihuana; de stuff; de weed; de hennep
- wiet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wied [znw.] zelfstandig naamwoord
- marihuana [de ~] zelfstandig naamwoord
- stuff [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- weed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- hennep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Marihuana [der ~] zelfstandig naamwoord

der Marihuana (Gras)
ganja
- ganja [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Marihuana:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ganja	Gras; Marihuana
hennep	Gras; Marihuana	Hanf; Hasch; Haschisch; Kannabis; Stuff
marihuana	Gras; Marihuana
stuff	Gras; Marihuana	Hasch; Haschisch; Kannabis; Stuff
weed	Gras; Marihuana
wied	Gras; Marihuana
wiet	Gras; Marihuana	Hasch; Haschisch; Kannabis; Stuff

Synoniemen voor "Marihuana":

Gras; Grünes; Kraut; Mary Jane; Weed; Cannabis; Ganja; Pot

Wiktionary: Marihuana

Marihuana

noun

ein Rauschgift aus getrockneten Blüten der Cannabispflanze
- Marihuana → marihuana

Cross Translation:

From	To	Via
• Marihuana	→ marihuana	↔ marijuana — the drug
• Marihuana	→ wiet	↔ pot — marijuana

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Marihuana (Nederlands) in het Duits

marihuana:

marihuana [de ~] zelfstandig naamwoord

de marihuana (wiet; wied; stuff; weed; hennep)
Marihuana; Gras
- Marihuana [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gras [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor marihuana:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Gras	hennep; marihuana; stuff; weed; wied; wiet	ganja
Marihuana	hennep; marihuana; stuff; weed; wied; wiet	ganja

Wiktionary: marihuana

marihuana

noun

ein Rauschgift aus getrockneten Blüten der Cannabispflanze
- Marihuana → marihuana

Cross Translation:

From	To	Via
• marihuana	→ Marihuana	↔ marijuana — the drug