Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Mehrzahl:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mehrzahl (Duits) in het Nederlands

Mehrzahl:

Mehrzahl [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Mehrzahl (Plural)
    het meervoud
    • meervoud [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Mehrzahl (größten Teils; Mehrheit)
    grootste deel; het gros; het merendeel; de meerderheid
  3. die Mehrzahl
    het merendeel

Vertaal Matrix voor Mehrzahl:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grootste deel Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils
gros Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils
meerderheid Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils
meervoud Mehrzahl; Plural
merendeel Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
merendeel größtenteils; meistenteils

Synoniemen voor "Mehrzahl":


Wiktionary: Mehrzahl

Mehrzahl
noun
  1. Linguistik: deutsche Bezeichnung für Plural; Flexionskategorie mit der Bedeutung „mehr als 1“
Mehrzahl
noun
  1. een groep die binnen een groter geheel in aantal meer dan de helft uitmaakt
  2. Woord dat in die vorm aan meerdere voorwerpen, mensen of dieren refereert

Cross Translation:
FromToVia
Mehrzahl meervoud plural — word in plural form