Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Minister:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. minister:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Minister (Duits) in het Nederlands

Minister:

Minister [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Minister
    de minister
    • minister [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Minister:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minister Minister

Synoniemen voor "Minister":


Wiktionary: Minister

Minister
noun
  1. een man die als minister of staatssecretaris deel uitmaakt van een regering
  2. een persoon die deelneemt aan de regering van een land

Cross Translation:
FromToVia
Minister minister minister — politician who heads a ministry
Minister bewindsman; minister ministre — Membre d’un gouvernement



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Minister (Nederlands) in het Duits

minister:

minister [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de minister
    der Minister
    • Minister [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor minister:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Minister minister

Verwante woorden van "minister":

  • ministers

Verwante definities voor "minister":

  1. lid van de regering, hoofd van een ministerie1
    • Kok is minister van binnenlandse zaken1

Wiktionary: minister

minister
noun
  1. een persoon die deelneemt aan de regering van een land

Cross Translation:
FromToVia
minister Ministerin; Minister minister — politician who heads a ministry
minister Minister ministre — Membre d’un gouvernement

Verwante vertalingen van Minister