Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Mirakel

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Mirakel

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Mirakel:
- wonder; mirakel; natuurwonder
Wiktionary:
- Mirakel → wonder

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

mirakel:
- Wunder; Mirakel; Mysterium
Wiktionary:
- mirakel → Wunder, Gepränge, Pomp

Duits

Uitgebreide vertaling voor Mirakel (Duits) in het Nederlands

Mirakel:

Mirakel [das ~] zelfstandig naamwoord

Mirakel (Wunder; Mysterium)
het wonder; het mirakel
- wonder [het ~] zelfstandig naamwoord
- mirakel [het ~] zelfstandig naamwoord
Mirakel (Naturwunder; Wunder)
het natuurwonder
- natuurwonder [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Mirakel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
mirakel	Mirakel; Mysterium; Wunder
natuurwonder	Mirakel; Naturwunder; Wunder
wonder	Mirakel; Mysterium; Wunder
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
wonder		Wunder

Synoniemen voor "Mirakel":

Wunder; Zeichen; Begebenheit; Ereignis; Geschehnis; Vorfall; Vorgang; Vorkommnis

Wiktionary: Mirakel

Cross Translation:

From	To	Via
• Mirakel	→ wonder	↔ wonder — something that causes amazement or awe, a marvel

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Mirakel (Nederlands) in het Duits

mirakel:

mirakel [het ~] zelfstandig naamwoord

het mirakel (wonder)
Wunder; Mirakel; Mysterium
- Wunder [das ~] zelfstandig naamwoord
- Mirakel [das ~] zelfstandig naamwoord
- Mysterium [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mirakel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Mirakel	mirakel; wonder	natuurwonder
Mysterium	mirakel; wonder	geheim; geheimzinnigheid; mysterie
Wunder	mirakel; wonder	natuurwonder
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Wunder		wonder

Verwante woorden van "mirakel":

mirakelen, mirakels

Wiktionary: mirakel

Cross Translation:

From	To	Via
• mirakel	→ Wunder	↔ miracle — wonderful event attributed to supernatural powers
• mirakel	→ Wunder	↔ prodigy — amazing or marvellous thing
• mirakel	→ Gepränge; Pomp; Wunder	↔ splendeur — Maginificence