Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Ruhe

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Ruhe

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Ruhe:
  2. ruhen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ruhe (Duits) in het Nederlands

Ruhe:

Ruhe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Ruhe (Friedlichkeit; Frieden; Stille)
    de vredigheid; de kalmte; de rust
    • vredigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kalmte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rust [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Ruhe (Stille; Kalme; Frieden)
    de stilte; de stilheid; de kalmte
    • stilte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • stilheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kalmte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. die Ruhe (Gelassenheit)
    de bedaardheid; het geduld; het gemak; kalmheid
    • bedaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geduld [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gemak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kalmheid [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. die Ruhe (Stille)
    de stiltes
    • stiltes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Ruhe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedaardheid Gelassenheit; Ruhe
geduld Gelassenheit; Ruhe Geduld
gemak Gelassenheit; Ruhe Bequemlichkeit; Gemütlichkeit
kalmheid Gelassenheit; Ruhe
kalmte Frieden; Friedlichkeit; Kalme; Ruhe; Stille Gelassenheit; Gleichmut; Unerschütterlichkeit
rust Frieden; Friedlichkeit; Ruhe; Stille Erholungspause; Gelassenheit; Gemütsruhe; Pause; Ruhepause; Unerschütterlichkeit
stilheid Frieden; Kalme; Ruhe; Stille
stilte Frieden; Kalme; Ruhe; Stille
stiltes Ruhe; Stille
vredigheid Frieden; Friedlichkeit; Ruhe; Stille
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gemak ruhig

Synoniemen voor "Ruhe":


Wiktionary: Ruhe

Ruhe
noun
  1. een tijdelijke toestand van ontspanning na arbeid, moeite of inspanning
Cross Translation:
FromToVia
• Ruhe → rust ↔ calm — the state with absence of noise and disturbance
• Ruhe → kalmte ↔ calmness — the state of being calm; tranquillity; silence
• Ruhe → rust ↔ peace — tranquility, quiet, harmony
• Ruhe → rust; vrede met zichzelf ↔ peace — state of mind
• Ruhe → nachtrust; rust ↔ rest — relief afforded by sleeping; sleep
• Ruhe → rust; kalmte ↔ rest — peace, freedom from trouble, tranquility
• Ruhe → rust ↔ rest — repose afforded by death
• Ruhe → rust; stilstand ↔ rest — physics: absence of motion
• Ruhe → bedaardheid; gerustheid; rustigheid; kalmte; rust; bewegingloosheid; roerloosheid; strakheid; stilstand; pauze; stilte ↔ repos — privation, cessation de mouvement, d’activité ou d’effort,.
• Ruhe → bestand; wapenstilstand ↔ trêve — Cessation de tout acte d’hostilité

Ruhe...:


Synoniemen voor "Ruhe...":


ruhen:

ruhen werkwoord (ruhe, ruhst, ruht, ruhte, ruhtet, geruht)

  1. ruhen (ausruhen; sich ausruhen; sich erholen; pausieren)
    uitrusten; rusten; relaxen; verpozen
    • uitrusten werkwoord (rust uit, rustte uit, rustten uit, uitgerust)
    • rusten werkwoord (rust, rustte, rustten, gerust)
    • relaxen werkwoord (relax, relaxt, relaxde, relaxden, gerelaxed)
    • verpozen werkwoord (verpoos, verpoost, verpoosde, verpoosden, verpoosd)

Conjugations for ruhen:

Präsens
  1. ruhe
  2. ruhst
  3. ruht
  4. ruhen
  5. ruht
  6. ruhen
Imperfekt
  1. ruhte
  2. ruhtest
  3. ruhte
  4. ruhten
  5. ruhtet
  6. ruhten
Perfekt
  1. habe geruht
  2. hast geruht
  3. hat geruht
  4. haben geruht
  5. habt geruht
  6. haben geruht
1. Konjunktiv [1]
  1. ruhe
  2. ruhest
  3. ruhe
  4. ruhen
  5. ruhet
  6. ruhen
2. Konjunktiv
  1. ruhte
  2. ruhtest
  3. ruhte
  4. ruhten
  5. ruhtet
  6. ruhten
Futur 1
  1. werde ruhen
  2. wirst ruhen
  3. wird ruhen
  4. werden ruhen
  5. werdet ruhen
  6. werden ruhen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ruhen
  2. würdest ruhen
  3. würde ruhen
  4. würden ruhen
  5. würdet ruhen
  6. würden ruhen
Diverses
  1. ruh!
  2. ruht!
  3. ruhen Sie!
  5. geruht
  6. ruhend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ruhen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
relaxen ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen entspannen
rusten ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen
uitrusten ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen ausrüsten; rüsten
verpozen ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen

Synoniemen voor "ruhen":


Wiktionary: ruhen

ruhen
verb
  1. werk of andere activiteit staken om het lichaam in staat te stellen weer op krachten te komen
Cross Translation:
FromToVia
• ruhen → kalmeren ↔ quiet — to cause someone to become quiet
• ruhen → rusten ↔ rest — intransitive: take repose

Verwante vertalingen van Ruhe







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0454 seconde
Page rendered in 1.0 seconds