Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schnickschnack:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schnickschnack (Duits) in het Nederlands

Schnickschnack:

Schnickschnack [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schnickschnack (Nippes; Nippsache)
    de snuisterijen
  2. der Schnickschnack (Kitsch; Kram; Schund; wertlose Zeuge)
    de kitsch; de prullaria; clichékunst
  3. der Schnickschnack (Unsin; Fussel; Mischmasch)
    de franje; de poespas
    • franje [de ~] zelfstandig naamwoord
    • poespas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Schnickschnack (Kram; Schund; Kitsch; wertlose Zeuge)
    tierelantijntjes

Vertaal Matrix voor Schnickschnack:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clichékunst Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge
franje Fussel; Mischmasch; Schnickschnack; Unsin Franse; Fransenborte; Spitze
kitsch Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge
poespas Fussel; Mischmasch; Schnickschnack; Unsin
prullaria Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge Kram; Krempel; Krimskrams; Schund; Zeug; wertloses Zeug
snuisterijen Nippes; Nippsache; Schnickschnack
tierelantijntjes Kitsch; Kram; Schnickschnack; Schund; wertlose Zeuge

Synoniemen voor "Schnickschnack":


Wiktionary: Schnickschnack

Schnickschnack
noun
  1. kleinere unnötige Dinge

Computer vertaling door derden: