Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Spielzeug:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Spielzeug (Duits) in het Nederlands

Spielzeug:

Spielzeug [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Spielzeug (Spielwaren; Spielsachen)
    de speelgoed
  2. Spielzeug (Spielwaren; Spielsachen)
    speelwaren
  3. Spielzeug (Spielsachen; Spielwaren; Spielball; Marionette; Modepuppe)
    het speeltje; speelwaar
  4. Spielzeug (Spielball)
    de speelbal
    • speelbal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spielzeug:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
speelbal Spielball; Spielzeug
speelgoed Spielsachen; Spielwaren; Spielzeug
speeltje Marionette; Modepuppe; Spielball; Spielsachen; Spielwaren; Spielzeug
speelwaar Marionette; Modepuppe; Spielball; Spielsachen; Spielwaren; Spielzeug
speelwaren Spielsachen; Spielwaren; Spielzeug

Synoniemen voor "Spielzeug":


Wiktionary: Spielzeug

Spielzeug
noun
  1. Dinge, Gegenstand zum spielen

Cross Translation:
FromToVia
Spielzeug speelgoed toy — something to play with
Spielzeug speelgoed jouetobjet qui servir à amuser les enfants.

Computer vertaling door derden: