Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: abkaufen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: abkaufen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abkaufen:
  2. Abkaufen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abkaufen (Duits) in het Nederlands

abkaufen:

abkaufen werkwoord (kaufe ab, kaufst ab, kauft ab, kaufte ab, kauftet ab, abgekauft)

  1. abkaufen (entschädigen; zurückzahlen)
    terugbetalen; vergoeden; schadeloosstellen; afkopen
    • terugbetalen werkwoord (betaal terug, betaalt terug, betaalde terug, betaalden terug, terugbetaald)
    • vergoeden werkwoord (vergoed, vergoedt, vergoedde, vergoedden, vergoed)
    • schadeloosstellen werkwoord (stel schadeloos, stelt schadeloos, stelde schadeloos, stelden schadeloos, schadeloosgesteld)
    • afkopen werkwoord (koop af, koopt af, kocht af, kochten af, afgekocht)
  2. abkaufen (abfinden; zufriedenstellen)
    schadeloosstellen; tevredenstellen; afkopen
    • schadeloosstellen werkwoord (stel schadeloos, stelt schadeloos, stelde schadeloos, stelden schadeloos, schadeloosgesteld)
    • tevredenstellen werkwoord (stel tevreden, stelt tevreden, stelde tevreden, stelden tevreden, tevredengesteld)
    • afkopen werkwoord (koop af, koopt af, kocht af, kochten af, afgekocht)

Conjugations for abkaufen:

Präsens
  1. kaufe ab
  2. kaufst ab
  3. kauft ab
  4. kaufen ab
  5. kauft ab
  6. kaufen ab
Imperfekt
  1. kaufte ab
  2. kauftest ab
  3. kaufte ab
  4. kauften ab
  5. kauftet ab
  6. kauften ab
Perfekt
  1. habe abgekauft
  2. hast abgekauft
  3. hat abgekauft
  4. haben abgekauft
  5. habt abgekauft
  6. haben abgekauft
1. Konjunktiv [1]
  1. kaufe ab
  2. kaufest ab
  3. kaufe ab
  4. kaufen ab
  5. kaufet ab
  6. kaufen ab
2. Konjunktiv
  1. kaufte ab
  2. kauftest ab
  3. kaufte ab
  4. kauften ab
  5. kauftet ab
  6. kauften ab
Futur 1
  1. werde abkaufen
  2. wirst abkaufen
  3. wird abkaufen
  4. werden abkaufen
  5. werdet abkaufen
  6. werden abkaufen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abkaufen
  2. würdest abkaufen
  3. würde abkaufen
  4. würden abkaufen
  5. würdet abkaufen
  6. würden abkaufen
Diverses
  1. kauf ab!
  2. kauft ab!
  3. kaufen Sie ab!
  5. abgekauft
  6. abkaufend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abkaufen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkopen Abkaufen
vergoeden Ausgleichen; Kompensieren; Rückerstatten; Vergüten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkopen abfinden; abkaufen; entschädigen; zufriedenstellen; zurückzahlen
schadeloosstellen abfinden; abkaufen; entschädigen; zufriedenstellen; zurückzahlen
terugbetalen abkaufen; entschädigen; zurückzahlen
tevredenstellen abfinden; abkaufen; zufriedenstellen abfinden; zufriedenstellen
vergoeden abkaufen; entschädigen; zurückzahlen abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen

Synoniemen voor "abkaufen":

  • ernst nehmen; für voll nehmen; glauben; nicht zweifeln; Vertrauen haben; zutrauen

Wiktionary: abkaufen

Cross Translation:
FromToVia
• abkaufen → kopen; afnemen; aankopen; inkopen; aanschaffen; overnemen ↔ acheter — Tous sens

Abkaufen:

Abkaufen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abkaufen
    het afkopen; de afkoop
    • afkopen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • afkoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abkaufen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkoop Abkaufen
afkopen Abkaufen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkopen abfinden; abkaufen; entschädigen; zufriedenstellen; zurückzahlen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0583 seconde
Page rendered in 1.0 seconds