Duits

Uitgebreide vertaling voor angesagt (Duits) in het Nederlands

angesagt:


Synoniemen voor "angesagt":

  • en vogue; hip; hoch im Kurs; in; kultig; trendy

ansagen:

ansagen werkwoord (sage an, sagst an, sagt an, sagte an, sagtet an, angesagt)

  1. ansagen (kundgeben; anschreiben)
    aanschrijven; kennis geven; konde doen; aanzeggen
    • aanschrijven werkwoord (schrijf aan, schrijft aan, schreef aan, schreven aan, aangeschreven)
    • kennis geven werkwoord (geef kennis, geeft kennis, gaf kennis, gaven kennis, kennis gegeven)
    • konde doen werkwoord (doe konde, doet konde, deed konde, deden konde, konde gedaan)
    • aanzeggen werkwoord (zeg aan, zegt aan, zei aan, zeiden aan, aangezegd)
  2. ansagen (etwas erlaßen; ankündigen; verlesen; bekanntmachen)
    decreteren; uitvaardigen; afkondigen
    • decreteren werkwoord (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • uitvaardigen werkwoord (vaardig uit, vaardigt uit, vaardigde uit, vaardigden uit, uitgevaardigd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  3. ansagen (etwas ankündigen; melden; annoncieren; ankündigen; kundgeben)
  4. ansagen (annoncieren; melden; ankündigen; kundgeben)

Conjugations for ansagen:

Präsens
  1. sage an
  2. sagst an
  3. sagt an
  4. sagen an
  5. sagt an
  6. sagen an
Imperfekt
  1. sagte an
  2. sagtest an
  3. sagte an
  4. sagten an
  5. sagtet an
  6. sagten an
Perfekt
  1. habe angesagt
  2. hast angesagt
  3. hat angesagt
  4. haben angesagt
  5. habt angesagt
  6. haben angesagt
1. Konjunktiv [1]
  1. sage an
  2. sagest an
  3. sage an
  4. sagen an
  5. saget an
  6. sagen an
2. Konjunktiv
  1. sagte an
  2. sagtest an
  3. sagte an
  4. sagten an
  5. sagtet an
  6. sagten an
Futur 1
  1. werde ansagen
  2. wirst ansagen
  3. wird ansagen
  4. werden ansagen
  5. werdet ansagen
  6. werden ansagen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ansagen
  2. würdest ansagen
  3. würde ansagen
  4. würden ansagen
  5. würdet ansagen
  6. würden ansagen
Diverses
  1. sag an!
  2. sagt an!
  3. sagen Sie an!
  4. angesagt
  5. ansagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ansagen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanschrijven Ankündigen; Anmelden; Ansagen; Anschreiben
aanzeggen Ankündigen; Anmelden; Ansagen; Anschreiben
konde doen Ankündigen; Ansagen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanschrijven ansagen; anschreiben; kundgeben
aanzeggen ansagen; anschreiben; kundgeben
afkondigen ankündigen; ansagen; bekanntmachen; etwas erlaßen; verlesen anordnen; befehlen; bekanntgeben; bekanntmachen; bestimmen; dekretieren; diktieren; proklamieren; verkünden; verkündigen; verordnen; veröffentlichen; vorschreiben
decreteren ankündigen; ansagen; bekanntmachen; etwas erlaßen; verlesen anordnen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bekanntmachen; bestimmen; dekretieren; diktieren; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren; verordnen; vorschreiben
iets aankondigen ankündigen; annoncieren; ansagen; etwas ankündigen; kundgeben; melden
in aantocht zijn ankündigen; annoncieren; ansagen; kundgeben; melden
kennis geven ansagen; anschreiben; kundgeben
konde doen ansagen; anschreiben; kundgeben
uitvaardigen ankündigen; ansagen; bekanntmachen; etwas erlaßen; verlesen
zich aandienen ankündigen; annoncieren; ansagen; kundgeben; melden
zich voordoen ankündigen; annoncieren; ansagen; kundgeben; melden passieren

Synoniemen voor "ansagen":