Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. animieren:
  2. Animieren:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor animieren (Duits) in het Nederlands

animieren:

animieren werkwoord (animiere, animierst, animiert, animierte, animiertet, animiert)

  1. animieren (anspornen; ermutigen; motivieren; stimulieren; ermuntern)
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen werkwoord (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)
  2. animieren (jemand motivieren; motivieren; anfeuern; )
    stimuleren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • iemand motiveren werkwoord

Conjugations for animieren:

Präsens
  1. animiere
  2. animierst
  3. animiert
  4. animieren
  5. animiert
  6. animieren
Imperfekt
  1. animierte
  2. animiertest
  3. animierte
  4. animierten
  5. animiertet
  6. animierten
Perfekt
  1. habe animiert
  2. hast animiert
  3. hat animiert
  4. haben animiert
  5. habt animiert
  6. haben animiert
1. Konjunktiv [1]
  1. animiere
  2. animierest
  3. animiere
  4. animieren
  5. animieret
  6. animieren
2. Konjunktiv
  1. animierte
  2. animiertest
  3. animierte
  4. animierten
  5. animiertet
  6. animierten
Futur 1
  1. werde animieren
  2. wirst animieren
  3. wird animieren
  4. werden animieren
  5. werdet animieren
  6. werden animieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde animieren
  2. würdest animieren
  3. würde animieren
  4. würden animieren
  5. würdet animieren
  6. würden animieren
Diverses
  1. animier!
  2. animiert!
  3. animieren Sie!
  4. animiert
  5. animierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor animieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen Anfeuern; Anspornen; Antreiben
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
aansporen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anspornung; Anstoßen; Antreiben
porren Anstoßen; Anstöße
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren
aanmoedigen anfeuern; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; stimulieren aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; anregen; anschüren; anspornen; aufmuntern; bejauchzen; beleben; ermuntern; ermutigen; feiern; hervorrufen; jubeln; komplimentieren; neubeleben; schüren; unterstützen; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
aansporen animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren ankurbeln; anregen; antreiben; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; fördern; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
iemand motiveren anfeuern; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; stimulieren
opjutten animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren anspitzen; aufhetzen; aufpeitschen; aufputschen; aufstacheln; aufwiegeln
porren animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren anstoßen; aufrütteln; schieben; stoßen; stupsen
prikkelen anfeuern; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; stimulieren ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; zusprechen
stimuleren anfeuern; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; stimulieren aktivieren; anblasen; anfachen; ankurbeln; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; bejauchzen; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; feiern; fördern; hervorrufen; jubeln; kitzeln; knuddeln; komplimentieren; kosen; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; schüren; stimulieren; verbessern; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen

Synoniemen voor "animieren":


Wiktionary: animieren

animieren
verb
  1. opmonteren, opvrolijken

Animieren:

Animieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Animieren (Anspornen; Antreiben; Anstoßen; )
    het aanzetten; stimuleren; aansporen; de prikkel; aanmoedigen

Vertaal Matrix voor Animieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen
aansporen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben Anfeuern; Anregen; Anspornen; Anspornung; Antreiben
aanzetten Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben
prikkel Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben Andrang; Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Einfall; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz; Triebkraft
stimuleren Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben Anbauen; Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; anregen; anschüren; anspornen; aufmuntern; bejauchzen; beleben; ermuntern; ermutigen; feiern; hervorrufen; jemand motivieren; jubeln; komplimentieren; motivieren; neubeleben; schüren; stimulieren; unterstützen; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
aansporen animieren; ankurbeln; anregen; anspornen; antreiben; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; fördern; motivieren; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
aanzetten abschleifen; anschalten; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufpeitschen; aufputschen; aufreizen; aufstacheln; aufwiegeln; einschalten; ermutigen; fördern; hetzen; schleifen; schärfen; stimulieren; wetzen
stimuleren aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; bejauchzen; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; feiern; fördern; hervorrufen; jemand motivieren; jubeln; kitzeln; knuddeln; komplimentieren; kosen; motivieren; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; schüren; stimulieren; verbessern; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen