Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: anstrengend

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: anstrengend

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

anstrengend:
- vermoeiend; uitputtend; afmattend; moemakend; veeleisend; inspannend
anstrengen:
- aanspannen; inspannen
Wiktionary:
- anstrengend → zwaar, uitputtend, moeizaam, vermoeiend
- anstrengen → nastreven, proberen, beijveren, inspannen

Duits

Uitgebreide vertaling voor anstrengend (Duits) in het Nederlands

anstrengend:

anstrengend bijvoeglijk naamwoord

anstrengend
vermoeiend; uitputtend; afmattend; moemakend
- vermoeiend bijvoeglijk naamwoord
- uitputtend bijvoeglijk naamwoord
- afmattend bijvoeglijk naamwoord
- moemakend bijvoeglijk naamwoord
anstrengend (anspruchsvoll)
veeleisend; inspannend
- veeleisend bijvoeglijk naamwoord
- inspannend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor anstrengend:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afmattend	anstrengend
inspannend	anspruchsvoll; anstrengend
veeleisend	anspruchsvoll; anstrengend
vermoeiend	anstrengend
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
moemakend	anstrengend
uitputtend	anstrengend

Synoniemen voor "anstrengend":

stressig; stressvoll
anspruchsvoll; aufwendig; aufwändig; fordernd; heavy; mühsam; mühsig; schwierig

Wiktionary: anstrengend

Cross Translation:

From	To	Via
• anstrengend	→ zwaar; uitputtend; moeizaam	↔ arduous — needing or using up much energy
• anstrengend	→ vermoeiend	↔ fatigant — Qui cause de la fatigue.

anstrengend vorm van anstrengen:

anstrengen werkwoord (strenge an, strengst an, strengt an, strengte an, strengtet an, angestrengt)

anstrengen (anspannen)
aanspannen; inspannen
- aanspannen werkwoord (span aan, spant aan, spande aan, spanden aan, aangespannen)
- inspannen werkwoord (span in, spant in, spande in, spanden in, ingespannen)

Conjugations for anstrengen:

Präsens

strenge an
strengst an
strengt an
strengen an
strengt an
strengen an

Imperfekt

strengte an
strengtest an
strengte an
strengten an
strengtet an
strengten an

Perfekt

habe angestrengt
hast angestrengt
hat angestrengt
haben angestrengt
habt angestrengt
haben angestrengt

1. Konjunktiv [1]

strenge an
strengest an
strenge an
strengen an
strenget an
strengen an

2. Konjunktiv

strengte an
strengtest an
strengte an
strengten an
strengtet an
strengten an

Futur 1

werde anstrengen
wirst anstrengen
wird anstrengen
werden anstrengen
werdet anstrengen
werden anstrengen

1. Konjunktiv [2]

würde anstrengen
würdest anstrengen
würde anstrengen
würden anstrengen
würdet anstrengen
würden anstrengen

Diverses

streng an!
strengt an!
strengen Sie an!
angestrengt
anstrengend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor anstrengen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanspannen	anspannen; anstrengen
inspannen	anspannen; anstrengen	anschpannen; einspannen

Synoniemen voor "anstrengen":

auf die Hinterbeine stellen; bemühen; dahinterklemmen; den Arsch aufreißen; ins Zeug legen; Mühe geben; reinknien; anstreben; eifern; Einsatz zeigen; ranklotzen; ringen; streben

Wiktionary: anstrengen

Cross Translation:

From	To	Via
• anstrengen	→ nastreven; proberen; beijveren	↔ endeavor — attempt through application of effort
• anstrengen	→ inspannen	↔ exert — to put in vigorous action