Duits

Uitgebreide vertaling voor begegnen (Duits) in het Nederlands

begegnen:

begegnen werkwoord (begegne, begegnest, begegnet, begegnete, begegnetet, begegnet)

  1. begegnen (Bekanntschaft machen mit)
    ontmoeten; kennis maken met
    • ontmoeten werkwoord (ontmoet, ontmoette, ontmoetten, ontmoet)
    • kennis maken met werkwoord (maak kennis met, maakt kennis met, maakte kennis met, maakten kennis met, kennis gemaakt met)
  2. begegnen (entgegen)
    ontmoeten; treffen; tegenkomen
    • ontmoeten werkwoord (ontmoet, ontmoette, ontmoetten, ontmoet)
    • treffen werkwoord (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
  3. begegnen (antreffen; finden; auffinden; vorfinden)
    vinden; tegenkomen; aantreffen
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
    • tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
    • aantreffen werkwoord (tref aan, treft aan, trof aan, troffen aan, aangetroffen)
  4. begegnen (entgegengehen; entgegenkommen)
    tegemoetkomen; concessies doen; welwillendheid tonen
    • tegemoetkomen werkwoord (kom tegemoet, komt tegemoet, kwam tegemoet, kwamen tegemoet, tegemoet gekomen)
    • concessies doen werkwoord (doe concessies, doet concessies, deed concessies, deden concessies, concessies gedaan)
  5. begegnen (annähern; entgegenkommen; entgegengehen; herankommen)
    tegemoetkomen; toenaderen; naderen
    • tegemoetkomen werkwoord (kom tegemoet, komt tegemoet, kwam tegemoet, kwamen tegemoet, tegemoet gekomen)
    • toenaderen werkwoord (nader toe, nadert toe, naderde toe, naderden toe, toegenaderd)
    • naderen werkwoord (nader, nadert, naderde, naderden, genaderd)
  6. begegnen (behandeln)
    bejegenen
    • bejegenen werkwoord (bejegen, bejegent, bejegende, bejegenden, bejegend)
  7. begegnen (zusammenkommen; treffen; zusammentreffen; tagen; vereinigen)
    samenkomen; bijeen komen
  8. begegnen (über jemanden stolpern; treffen; unerwartet begegnen)
    tegen het lijf lopen
    • tegen het lijf lopen werkwoord (loop tegen het lijf, loopt tegen het lijf, liep tegen het lijf, liepen tegen het lijf, tegen het lijf gelopen)

Conjugations for begegnen:

Präsens
  1. begegne
  2. begegnest
  3. begegnet
  4. begegnen
  5. begegnet
  6. begegnen
Imperfekt
  1. begegnete
  2. begegnetest
  3. begegnete
  4. begegneten
  5. begegnetet
  6. begegneten
Perfekt
  1. bin begegnet
  2. bist begegnet
  3. ist begegnet
  4. sind begegnet
  5. seid begegnet
  6. sind begegnet
1. Konjunktiv [1]
  1. begegne
  2. begegnest
  3. begegne
  4. begegnen
  5. begegnet
  6. begegnen
2. Konjunktiv
  1. begegnete
  2. begegnetest
  3. begegnete
  4. begegneten
  5. begegnetet
  6. begegneten
Futur 1
  1. werde begegnen
  2. wirst begegnen
  3. wird begegnen
  4. werden begegnen
  5. werdet begegnen
  6. werden begegnen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde begegnen
  2. würdest begegnen
  3. würde begegnen
  4. würden begegnen
  5. würdet begegnen
  6. würden begegnen
Diverses
  1. begegne!
  2. begegnet!
  3. begegnen Sie!
  4. begegnet
  5. begegnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor begegnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantreffen Antreffen; Finden
naderen Annäherung; Bemühung; Entgegenkommen
samenkomen Zusammenkommen
tegemoetkomen Annäherung; Bemühung; Entgegenkommen
treffen Begegnung; Treffen; Zusammenkunft; Zusammentreffen
vinden Antreffen; Finden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantreffen antreffen; auffinden; begegnen; finden; vorfinden
bejegenen begegnen; behandeln
bijeen komen begegnen; tagen; treffen; vereinigen; zusammenkommen; zusammentreffen
concessies doen begegnen; entgegengehen; entgegenkommen
kennis maken met Bekanntschaft machen mit; begegnen
naderen annähern; begegnen; entgegengehen; entgegenkommen; herankommen anfliegen; heranfliegen; herankommen; näher kommen; sich nähern; zufliegen
ontmoeten Bekanntschaft machen mit; begegnen; entgegen
samenkomen begegnen; tagen; treffen; vereinigen; zusammenkommen; zusammentreffen sich treffen; versammeln; zusammenkommen
tegemoetkomen annähern; begegnen; entgegengehen; entgegenkommen; herankommen
tegen het lijf lopen begegnen; treffen; unerwartet begegnen; über jemanden stolpern
tegenkomen antreffen; auffinden; begegnen; entgegen; finden; vorfinden
toenaderen annähern; begegnen; entgegengehen; entgegenkommen; herankommen annähern; herankommen
treffen begegnen; entgegen anrühren; ansprechen; antun; beeinflußen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; enden; erregen; hingelangen; hinkommen; rühren; schlagen; sich treffen; treffen
vinden antreffen; auffinden; begegnen; finden; vorfinden auffinden; ausfindig machen; entdecken; finden; suchen; trassieren
welwillendheid tonen begegnen; entgegengehen; entgegenkommen

Synoniemen voor "begegnen":


Wiktionary: begegnen

begegnen
verb
  1. iemand op een bepaalde wijze behandelen
  2. met iemand kennismaken en een gesprek voeren
  3. bij toeval ontmoeten

Cross Translation:
FromToVia
begegnen confronteren confront — To come up against; to encounter
begegnen treffen encounter — meet (someone) or find (something) unexpectedly
begegnen ontmoeten; treffen meet — encounter by accident
begegnen aantreffen; ontmoeten; tegemoet treden; tegenkomen; treffen; aanboren rencontrertrouver en chemin une personne ou une chose.

Verwante vertalingen van begegnen