Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bevor:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor bevor (Duits) in het Nederlands

bevor:

bevor bijvoeglijk naamwoord

  1. bevor (ehe)
    voor; voordat; alvorens; eer; aleer; alvoor
  2. bevor (vorher; zuvor)
    vooraf; van tevoren; tevoren
  3. bevor
    vooraleer

Vertaal Matrix voor bevor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eer Ehre; Ehrgefühl; Huldigung; Stolz; Verehrung
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eer bevor; ehe
tevoren bevor; vorher; zuvor
vooraf bevor; vorher; zuvor
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aleer bevor; ehe
alvoor bevor; ehe
alvorens bevor; ehe
van tevoren bevor; vorher; zuvor
voor bevor; ehe davor; dazu; für; vor; vorn
vooraleer bevor
voordat bevor; ehe

Synoniemen voor "bevor":


Wiktionary: bevor

bevor
conjunction
  1. geeft een tijdstip aan voor hetwelk iets anders plaatsheeft
preposition
  1. eerder in tijd

Cross Translation:
FromToVia
bevor voor before — earlier than in time
bevor eerder dan before — rather or sooner than
bevor voor; voordat; vooraleer; alvorens before — in advance of the time when