Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: blaumachen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: blaumachen

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

blaumachen:
- Wiktionary:
  blaumachen → spijbelen
- Synoniemen voor "blaumachen":
  drücken; abwesend sein; fehlen; fernbleiben; krank feiern; nicht erscheinen; schwänzen
- Synoniemen voor "Blaumachen":
  Abwesenheit; Schwänzen

Duits

Uitgebreide vertaling voor blaumachen (Duits) in het Nederlands

blaumachen: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

blaumachen:

Synoniemen voor "blaumachen":

drücken; abwesend sein; fehlen; fernbleiben; krank feiern; nicht erscheinen; schwänzen

Wiktionary: blaumachen

Cross Translation:

From	To	Via
• blaumachen	→ spijbelen	↔ play hooky — to stay away from school, work, etc. without suitable permission or excuse

Blaumachen:

Synoniemen voor "Blaumachen":

Abwesenheit; Schwänzen