Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. braun:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor braun (Duits) in het Nederlands

braun:

braun bijvoeglijk naamwoord

  1. braun (gebräunt; sonnverbrannt)
    bruin; bruin van kleur
  2. braun (gebräunt)
    gebruind; zongebruind; gebronsd

Vertaal Matrix voor braun:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bruin braun; gebräunt; sonnverbrannt
gebruind braun; gebräunt
zongebruind braun; gebräunt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bruin van kleur braun; gebräunt; sonnverbrannt
gebronsd braun; gebräunt

Wiktionary: braun

braun
adjective
  1. eine dunkle Mischung aus gelb und rot

Cross Translation:
FromToVia
braun bruin brown — having brown colour
braun bruin brun — De la couleur du marron clair tirant sur le noir, souvent en parlant des cheveux. (couleur)

Verwante vertalingen van braun