Duits

Uitgebreide vertaling voor dürr (Duits) in het Nederlands

dürr:

dürr bijvoeglijk naamwoord

  1. dürr (vertrocknet; trocken; karg; )
    droog; verdord; dor
    • droog bijvoeglijk naamwoord
    • verdord bijvoeglijk naamwoord
    • dor bijvoeglijk naamwoord
  2. dürr (karg; trocken; knapp; kärglich; mager)
    droog; schraal; schriel
  3. dürr (unfruchtbar)
    onbegroeid; bar
  4. dürr (frostig; kahl; rauh; )
    koud; laag van temperatuur
  5. dürr (ausgezehrt; schmächtig; knöchern; spindeldürr; hohläugig)
    uitgeteerd; uitgemergeld; broodmager
  6. dürr (schal; trocken; schofel; )
    schraal; dor
    • schraal bijvoeglijk naamwoord
    • dor bijvoeglijk naamwoord
  7. dürr (spindeldürr; hager; knochig; knöchern)
    benig
    • benig bijvoeglijk naamwoord
  8. dürr (objektiv; sachlich; kalt; )
    objectief; onpartijdig

Vertaal Matrix voor dürr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar Ausschank; Gasthaus; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kneipe; Schanktisch; Schenke; Theke; Wirtschaft; Wirtshaus; Wirtsstube
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar dürr; unfruchtbar armselig
benig dürr; hager; knochig; knöchern; spindeldürr beinartig; knochenartig
broodmager ausgezehrt; dürr; hohläugig; knöchern; schmächtig; spindeldürr
dor dürr; fruchtlos; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde
droog dürr; fruchtlos; karg; knapp; kärglich; mager; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde
koud dürr; frostig; füchterlich; himmelschreiend; kahl; rauh; streng; wüst cool; fröstelnd; gleichgültig; kalt; kaltherzig; klatblütig; unberürht; ungerührt
objectief dienstlich; dürr; geschäftlich; kalt; nüchtern; objektiv; sachlich; unbestechlich; unparteiisch
onbegroeid dürr; unfruchtbar
onpartijdig dienstlich; dürr; geschäftlich; kalt; nüchtern; objektiv; sachlich; unbestechlich; unparteiisch
schraal dürr; karg; knapp; kärglich; mager; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde anspruchslos; armselig; dünn; dürftig; einfach; empfindlich; eng; fein; flau; gebrechlich; gedrungen; gering; geringfügig; grundlos; hager; handlich; hilflos; hinfällig; hohl; karg; klein; kläglich; knapp; kränklich; kärglich; mager; miserabel; nichtig; schadhaft; schlaff; schlapp; schlecht; schlicht; schmächtig; schwach; schwächlich; schäbig; schütter; sehrklein; sparsam; spärlich; ungültig; unscheinbar; vergänglich; winzig; zerbrechlich; ärmlich; öde
schriel dürr; karg; knapp; kärglich; mager; trocken dünn; dürftig; gebrechlich; hager; karg; kränklich; kärglich; mager; nichtig; schmächtig
uitgemergeld ausgezehrt; dürr; hohläugig; knöchern; schmächtig; spindeldürr
verdord dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde verdorrt; verwelkt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laag van temperatuur dürr; frostig; füchterlich; himmelschreiend; kahl; rauh; streng; wüst
uitgeteerd ausgezehrt; dürr; hohläugig; knöchern; schmächtig; spindeldürr

Synoniemen voor "dürr":


Wiktionary: dürr


Cross Translation:
FromToVia
dürr tenger; mager lean — being slim and muscular

Computer vertaling door derden: