Duits

Uitgebreide vertaling voor drehen (Duits) in het Nederlands

drehen:

drehen werkwoord (drehe, drehst, dreht, drehte, drehtet, gedreht)

  1. drehen (wirbeln; winden; rollen; )
    draaien; kolken; ronddraaien
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • kolken werkwoord (kolk, kolkt, kolkte, kolkten, gekolkt)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
  2. drehen (umdrehen; kehren; wenden; )
    keren; draaien; omdraaien; wenden
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
  3. drehen (filmen)
    filmen
    • filmen werkwoord (film, filmt, filmde, filmden, gefilmd)
  4. drehen (sich wälzen; rollen; rotieren; )
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  5. drehen (wenden; schwenken; umdrehen; herumdrehen)
    draaien; wenden; keren
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  6. drehen (mit jemandem ringen; klemmen; kämpfen; )
    worstelen; met iemand worstelen
  7. drehen (über Stag gehen; reihen; wenden; )
    overstag gaan
    • overstag gaan werkwoord (ga overstag, gaat overstag, ging overstag, gingen overstag, overstag gegaan)

Conjugations for drehen:

Präsens
  1. drehe
  2. drehst
  3. dreht
  4. drehen
  5. dreht
  6. drehen
Imperfekt
  1. drehte
  2. drehtest
  3. drehte
  4. drehten
  5. drehtet
  6. drehten
Perfekt
  1. habe gedreht
  2. hast gedreht
  3. hat gedreht
  4. haben gedreht
  5. habt gedreht
  6. haben gedreht
1. Konjunktiv [1]
  1. drehe
  2. drehest
  3. drehe
  4. drehen
  5. drehet
  6. drehen
2. Konjunktiv
  1. drehte
  2. drehtest
  3. drehte
  4. drehten
  5. drehtet
  6. drehten
Futur 1
  1. werde drehen
  2. wirst drehen
  3. wird drehen
  4. werden drehen
  5. werdet drehen
  6. werden drehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde drehen
  2. würdest drehen
  3. würde drehen
  4. würden drehen
  5. würdet drehen
  6. würden drehen
Diverses
  1. dreh!
  2. dreht!
  3. drehen Sie!
  4. gedreht
  5. drehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor drehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien Drehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien ausreden; drechseln; drehen; eindrehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; heucheln; kehren; kreiseln; kugeln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; wenden; winden; wirbeln Zweifingerdrehung; herumdrehen; herumwirbeln; kehren; kreiseln; rotieren; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden; wirbeln
filmen drehen; filmen
kantelen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen kanten; kentern; kippen; umfallen; umkippen
keren drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden kehren; umdrehen; umkehren
kolken ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln kreiseln; sich drehen; wirbeln
met iemand worstelen drehen; drücken; klemmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; schwingen; winden; wringen
omdraaien drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden
overstag gaan drehen; kehren; lenken; reihen; schnüren; seineMeinungändern; wenden; über Stag gehen
rollen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
ronddraaien ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; heucheln; kehren; kreiseln; kugeln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; winden; wirbeln
roteren drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
wenden drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden herumdrehen; kehren; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden
wentelen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
worstelen drehen; drücken; klemmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; schwingen; winden; wringen kämpfen; ringen; schwingen

Synoniemen voor "drehen":


Wiktionary: drehen

drehen
verb
  1. een cirkelvormige beweging maken

Cross Translation:
FromToVia
drehen draaien lathe — to shape with a lathe
drehen roteren rotate — to spin, turn, or revolve
drehen draaien turn — move around an axis through itself
drehen draaien turn — change the direction or orientation of (something)
drehen afbreken; loswringen wrench — to pull or twist
drehen draaien; keren; omdraaien; ronddraaien; wenden; wentelen; zwenken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; terugwijzen; heruitzenden; mengen; mixen; temperen; vermengen; verwarren; wassen; omkeren retourneraller de nouveau en un lieu.
drehen wringen tordre — Tourner un corps long et flexible par ses deux extrémités en sens contraire.
drehen aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen tourner — Traductions à trier suivant le sens

Drehen:

Drehen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Drehen
    het draaien; het zwenken
    • draaien [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zwenken [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Drehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien Drehen
zwenken Drehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien Zweifingerdrehung; ausreden; drechseln; drehen; eindrehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; heucheln; kehren; kreiseln; kugeln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; wenden; winden; wirbeln
zwenken abdrehen; abschwenken; ausweichen; herumdrehen; kehren; schlingern; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden; zur Seite gehen

Verwante vertalingen van drehen