Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: durchsickern

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: durchsickern

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. durchsickern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor durchsickern (Duits) in het Nederlands

durchsickern:

durchsickern werkwoord (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)

  1. durchsickern (filtern; filtrieren)
    filteren; doorsijpelen
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorsijpelen werkwoord (sijpel door, sijpelt door, sijpelde door, sijpelden door, doorgesijpeld)
  2. durchsickern (herauströpfeln; tropfen; laufen; )
    druipen; druppels laten vallen; druppen; droppen; druppelen
    • druipen werkwoord (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen werkwoord (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • droppen werkwoord (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druppelen werkwoord (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
  3. durchsickern (tropfen; triefen; laufen; )
    druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen
    • druppelen werkwoord (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
    • afdruipen werkwoord (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • sijpelen werkwoord (sijpel, sijpelt, sijpelde, sijpelden, gesijpeld)
    • droppen werkwoord (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druipen werkwoord (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen werkwoord (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • uitdruppelen werkwoord (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)
  4. durchsickern (sickern; absickern)
    wegsijpelen
    • wegsijpelen werkwoord (sijpel weg, sijpelt weg, sijpelde weg, sijpelden weg, weggesijpeld)

Conjugations for durchsickern:

Präsens
  1. durchsickere
  2. durchsickerst
  3. durchsickert
  4. durchsickeren
  5. durchsickert
  6. durchsickeren
Imperfekt
  1. durchsickerte
  2. durchsickertest
  3. durchsickerte
  4. durchsickerten
  5. durchsickertet
  6. durchsickerten
Perfekt
  1. habe durchgesickert
  2. hast durchgesickert
  3. hat durchgesickert
  4. haben durchgesickert
  5. habt durchgesickert
  6. haben durchgesickert
1. Konjunktiv [1]
  1. durchsickere
  2. durchsickerest
  3. durchsickere
  4. durchsickeren
  5. durchsickeret
  6. durchsickeren
2. Konjunktiv
  1. durchsickerte
  2. durchsickertest
  3. durchsickerte
  4. durchsickerten
  5. durchsickertet
  6. durchsickerten
Futur 1
  1. werde durchsickern
  2. wirst durchsickern
  3. wird durchsickern
  4. werden durchsickern
  5. werdet durchsickern
  6. werden durchsickern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde durchsickern
  2. würdest durchsickern
  3. würde durchsickern
  4. würden durchsickern
  5. würdet durchsickern
  6. würden durchsickern
Diverses
  1. durchsicker!
  2. durchsickert!
  3. durchsickeren Sie!
  5. durchgesickert
  6. durchsickernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor durchsickern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen Abtropfen
droppen Abwerfen
uitdruppelen Abtropfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtriefen; abtropfen; auslecken
doorsijpelen durchsickern; filtern; filtrieren
droppen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abwerfen; schmeißen; werfen
druipen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppels laten vallen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
filteren durchsickern; filtern; filtrieren filtern; filtrieren; sieben
sijpelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; laufen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
uitdruppelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; auslecken
wegsijpelen absickern; durchsickern; sickern

Synoniemen voor "durchsickern":


Wiktionary: durchsickern

Cross Translation:
FromToVia
• durchsickern → lekken ↔ leak — to reveal secret information
• durchsickern → zweten; druppelsgewijze lekken; afscheiden ↔ ooze — to secrete or slowly leak
• durchsickern → doorsijpelen; doordringen ↔ percolate — (intransitive) spread slowly or gradually







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0272 seconde
Page rendered in 1.0 seconds