Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Entsenden:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor entsenden (Duits) in het Nederlands

entsenden:


Synoniemen voor "entsenden":


Wiktionary: entsenden


Cross Translation:
FromToVia
entsenden afvaardigen; delegeren déléguerdéputer, commettre, envoyer quelqu’un avec pouvoir d’agir, d’examiner, de juger, de négocier, etc.

Entsenden:

Entsenden [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Entsenden
    detacheren

Vertaal Matrix voor Entsenden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
detacheren Entsenden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
detacheren abkoppeln; aufbinden; aufhaken; aufknoten; aufknöpfen; aufknüpfen; auflösen; aufmachen; einstellen; engagieren; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; in Lohndienst einstellen; locker machen; lockern; losbekommen; loskriegen; loslösen; losmachen; lösen; trennen; unterbrechen