Duits

Uitgebreide vertaling voor erzielen (Duits) in het Nederlands

erzielen:

erzielen werkwoord (erziele, erzielst, erzielt, erzielte, erzieltet, erzielt)

  1. erzielen (durchdringen; erreichen; bereichen; angelangen; davontragen)
    bereiken; penetreren in; doordringen
    • bereiken werkwoord (bereik, bereikt, bereikte, bereikten, bereikt)
    • penetreren in werkwoord
    • doordringen werkwoord (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)
  2. erzielen (erreichen; bekommen; erhalten; )
    verkrijgen; behalen; winnen
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • behalen werkwoord (behaal, behaalt, behaalde, behaalden, behaald)
    • winnen werkwoord (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
  3. erzielen (einholen; gewinnen)
    binnenhalen; binnenbrengen
    • binnenhalen werkwoord (haal binnen, haalt binnen, haalde binnen, haalden binnen, binnengehaald)
    • binnenbrengen werkwoord (breng binnen, brengt binnen, bracht binnen, brachten binnen, binnen gebracht)

Conjugations for erzielen:

Präsens
  1. erziele
  2. erzielst
  3. erzielt
  4. erzielen
  5. erzielt
  6. erzielen
Imperfekt
  1. erzielte
  2. erzieltest
  3. erzielte
  4. erzielten
  5. erzieltet
  6. erzielten
Perfekt
  1. habe erzielt
  2. hast erzielt
  3. hat erzielt
  4. haben erzielt
  5. habt erzielt
  6. haben erzielt
1. Konjunktiv [1]
  1. erziele
  2. erzielest
  3. erziele
  4. erzielen
  5. erzielet
  6. erzielen
2. Konjunktiv
  1. erzielte
  2. erzieltest
  3. erzielte
  4. erzielten
  5. erzieltet
  6. erzielten
Futur 1
  1. werde erzielen
  2. wirst erzielen
  3. wird erzielen
  4. werden erzielen
  5. werdet erzielen
  6. werden erzielen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erzielen
  2. würdest erzielen
  3. würde erzielen
  4. würden erzielen
  5. würdet erzielen
  6. würden erzielen
Diverses
  1. erziele!
  2. erzielt!
  3. erzielen Sie!
  4. erzielt
  5. erzielend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erzielen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behalen Gewinnen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behalen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden
bereiken angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen
binnenbrengen einholen; erzielen; gewinnen
binnenhalen einholen; erzielen; gewinnen bewirten; einladen; empfangen
doordringen angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen durchbohren; durchdringen; durchlöchern; durchstechen; einbrechen; eindringen; einschneiden; erstechen; hineindringen; lochen; penetrieren
penetreren in angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen
verkrijgen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden ankaufen; aufschnappen; bekommen; einkaufen; empfangen; erfassen; ergreifen; erhalten; erstehen; erwerben; fassen; gewinnen; hineinbringen; hineinholen; hineintragen; kaufen; kriegen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
winnen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden besiegen; den Sieg erringen; gewinnen; siegen; siegen über; triumphieren

Synoniemen voor "erzielen":


Wiktionary: erzielen

erzielen
verb
  1. Sport: Punkte oder Tore machen
  2. etwas anvisiert (Angestrebtes) erreichen

Cross Translation:
FromToVia
erzielen scoren score — transitive: to earn points in a game
erzielen resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op aboutirtoucher par un bout.
erzielen halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
erzielen binnenhalen; behalen; verdienen; winnen; bereiken; inhalen; reiken tot remporter — Gagner, obtenir

Erzielen:

Erzielen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Erzielen (Gelingen; Erfolg)
    lukken; het slagen; gelukken
    • lukken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • slagen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gelukken [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Erzielen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelukken Erfolg; Erzielen; Gelingen
lukken Erfolg; Erzielen; Gelingen
slagen Erfolg; Erzielen; Gelingen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slagen Erfolg haben; erfolgreich sein

Verwante vertalingen van erzielen