Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor fort (Duits) in het Nederlands

fort:

fort bijvoeglijk naamwoord

  1. fort (weg; verschwunden; futsch)
    voort

Vertaal Matrix voor fort:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voort fort; futsch; verschwunden; weg

Synoniemen voor "fort":


Wiktionary: fort


Cross Translation:
FromToVia
fort hiervandaan; heen; van hier hence — from here

Fort:

Fort [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fort (Fahrradschloss; Ritterschloß; Ergebnis; Burgschloß)
    het fietsslot; het slot
    • fietsslot [het ~] zelfstandig naamwoord
    • slot [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Fort (Ritterschloß; Schloß; Burgschloß; Burg; Zitadelle)
    de citadel; het kasteel; ridderslot; ridderkasteel
  3. Fort (Zitadelle)
    de citadel; de sterkte; het kasteel; de fort; versterkte legerplaats
  4. Fort (Basstion; Festung)
    de fort; het bastion; het bolwerk
    • fort [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bastion [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bolwerk [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bastion Basstion; Festung; Fort
bolwerk Basstion; Festung; Fort Bollwerk; Herz
citadel Burg; Burgschloß; Fort; Ritterschloß; Schloß; Zitadelle
fietsslot Burgschloß; Ergebnis; Fahrradschloss; Fort; Ritterschloß
fort Basstion; Festung; Fort; Zitadelle Seite mit Verstärkung; starke Seite; stärkste Seite
kasteel Burg; Burgschloß; Fort; Ritterschloß; Schloß; Zitadelle Burg; Burgschloß; Ritterschloß
ridderkasteel Burg; Burgschloß; Fort; Ritterschloß; Schloß; Zitadelle
ridderslot Burg; Burgschloß; Fort; Ritterschloß; Schloß; Zitadelle
slot Burgschloß; Ergebnis; Fahrradschloss; Fort; Ritterschloß Abschluß; Beendigung; Beendung; Burg; Burgschloß; Ende; Ritterschloß; Schloß; Türschloß; Verriegelung
sterkte Fort; Zitadelle Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Seite mit Verstärkung; Stärke; Vermögen; starke Seite; stärkste Seite
versterkte legerplaats Fort; Zitadelle

Synoniemen voor "Fort":


Verwante vertalingen van fort



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fort (Nederlands) in het Duits

fort:

fort [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de fort (bastion; bolwerk)
    die Festung; Fort; die Basstion
    • Festung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fort [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Basstion [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de fort (versterkte legerplaats; citadel; sterkte; kasteel)
    Fort; die Zitadelle
    • Fort [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Zitadelle [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. de fort (versterkte plaats; sterkte)
    die starke Seite; die Seite mit Verstärkung; die stärkste Seite

Vertaal Matrix voor fort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Basstion bastion; bolwerk; fort
Festung bastion; bolwerk; fort stadswal; veste
Fort bastion; bolwerk; citadel; fort; kasteel; sterkte; versterkte legerplaats citadel; fietsslot; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
Seite mit Verstärkung fort; sterkte; versterkte plaats
Zitadelle citadel; fort; kasteel; sterkte; versterkte legerplaats citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot
starke Seite fort; sterkte; versterkte plaats sterke kant; sterke zijde
stärkste Seite fort; sterkte; versterkte plaats

Verwante woorden van "fort":

  • forten

Wiktionary: fort


Cross Translation:
FromToVia
fort Burg; Festung; Schloss castle — fortified building